talige universitairen de helft van alle Belgische universitairen zal leveren.
Voorts toont het Jaarverslag aan dat 36,6 t.h. van alle studenten in Leuven studeert, 16,2 t.h. in Brussel (vrije universiteit) 13,9 t.h. te Gent en 12,4 t.h. aan de rijksuniversiteit te Luik.
‘De Standaard’ betreurt dat nog 565 echte Vlamingen (uit Antwerpen b.v., Kortrijk, Oudenaarde en Hasselt) studeren aan de Franse afdeling te Leuven, hetgeen erop wijst, dat er in Vlaanderen nog altijd een harde kern van Franstalige katholieke bourgeoisie bestaat, om het zacht uit te drukken!
Als men alleen studenten van Belgische nationaliteit in aanmerking neemt - en alle gemeenplaatsen over ‘uitstraling’ ten spijt gaat het in de eerste plaats toch om hèn - is de vernederlandsing van de katholieke universiteit een onweerstaanbare tendentie: 57,4 t.h. van alle Belgische Lovanienses zitten in de Nederlandse afdeling. Leuven-Nederlands heeft ook de meest landelijke rekrutering.
Iets meer dan de helft van die 10.531 studenten komt uit de provincies Brabant en Antwerpen: 27,4 en 24,4 ten honderd. Een op vijf (20,9 t.h.) is een Westvlaming, 15 percent zijn Limburgers en 11,7 percent Oostvlamingen. Van alle Vlaamse universiteiten studeren er 47 ten honderd te Leuven.
Uit alle cijfers blijkt de zéér sterke aantrekkingskracht van Leuven-Nederlands in de provincies Limburg, West-Vlaanderen en Brabant, en de betrekkelijk belangrijke in Oost-Vlaanderen, mogelijk toe te schrijven aan confessionele factoren, de traditie en de typische universiteitsstad. Wàt het dan ook moge zijn, één ding staat vast, dat de studenten er een omweg voor over hebben om in Leuven te studeren.
Wat de Franstalige afdeling betreft, statistisch gezien pleiten meer argumenten tegen een overheveling naar het Brusselse dan tegen een overheveling naar het arrondissement Nijvel: dààr ligt het demografische middelpunt van Leuven-Frans.