De ‘sporenfeesten’ en dr. M. van Haegendoren
De ‘Sporenfeesten anno 1967’ schrijft dr. Van Haegendoren in ‘Pennoen’ van juni 1967 moeten tot zin hebben: Opstand tegen het wettelijk staatsgezag herdenken (dat is dus de opstand van 1302) en protesteren tegen alles wat verkeerd loopt met het huidige gezag van Staat.
Teruggrijpend naar hetgeen hij heeft gezegd op de slotvergadering van het congres van de Vlaamse Volksbeweging (7 mei 1967) schetst Van Haegendoren Brussel nog eens weer als het concentratiepunt van het Belgisch kapitalisme, dat werkte met Vlaamse arbeiders, die slecht betaald werden. Het Belgische patriciaat en patronaat heeft altijd belang gehad bij een zelfstandig (unitaristisch) België en met een onderontwikkeld Vlaanderen. De francofonen, die België regenteerden stonden cultureel volledig onder de invloed van Frankrijk - maar politiek bleef België zelfstandig, omdat de bezittende klasse daar economisch belang bij had.
Een onderontwikkeld Vlaanderen was voor de bourgeoisie van economisch belang en - voor de bisschoppen een clericaal belang.
Helaas bestond en bestaat bij de Vlamingen weinig geneigdheid zich cultureel te bevrijden door contact met hun achterland - Nederland -, terwijl de francofonen tegelijk loyaal staats-Belgisch en loyaal cultureel Frans reageren.
Van Haegendoren noemt België een Frans land met faciliteiten voor de Vlamingen, die niet verdrukt worden door de Walen, maar geregenteerd ten profijte van het Brusselse patriciaat en zijn vertakkingen in Vlaanderen.
In dit perspectief moet men ook volgens hem het probleem van de Leuvense universiteit zien.
Er is maar één oplossing van de problemen en dat is federalisme, aldus dr. M. van Haegendoren.