vervolgens dat ‘door sommige studentenleiders en in de huidige omstandigheden een staking zou worden gevoerd, die door dit feit, zichzelf voorgoed en de Vlaamse universiteit slechts schade berokkenen en leiden tot “nutteloze” conflicten, zo besluit het bericht van de Academische Raad.’
De Standaard, die in maart met entoesiasme de studentenaktie op de frontpagina had verslagen, koos de zijde van de akademische overheid en liet de studenten in de steek (Er zijn tradities in de Vlaamse pers). De berichtgeving over de beraadslagingen in de Leuvense studentenkringen verhuisde naar pagina zeven (de bladzijde met de berichten over huidkanker bij muizen, de aktie 'bouwen voor de Zoo', verkeersbelasting, landbouwvoertuigen en benoemingen in de Romeinse curie). Verdeeld en in hun loopbaan bedreigd moesten de studentenleiders hun stakingsplannen opgeven (‘Studenten wijzer’ blokletterden Het Volk en De Nieuwe Gids), niet zonder heftig protest tegen de aankondiging van eventuele sancties. In een laatste pamflet werden de telefoonnummers meegedeeld van de professoren, leden van de Acapsul, en de studenten werden ertoe opgeroepen deze heren bij dag en liefst ook 's nachts op te bellen om inlichtingen te vragen over de toekomst van de universiteit.
De verkiezingen voor de Akademische Raad brachten opnieuw een grote meerderheid voor de voorstanders van de overheveling. Donderdag 25 mei konden wij in de pers het toch wel verrassend bericht lezen dat de unitaire raad van beheer in onenigheid uiteengegaan was nadat de Vlaamse leden van deze raad eenparig de splitsing van de buitengewone begroting (d.w.z. het investeringskapitaal) eisten. De Vlaamse beheerders en curatoren hadden weliswaar een brutale breuk willen vermijden, maar nu deze eis gesteld is zal de Vlaamse opinie het eventueel verzaken eraan niet willen goedpraten.
Dezelfde dag publiceerde de vereniging Vlaamse Leergangen te Leuven een ‘open brief’ aan de Walen. Deze brief sluit aan bij de in ons april-nummer geciteerde ‘lettre ouverte aux Flamands’ van de Comités de Défense. Het stuk is gesteld in dezelfde serene toon en somt zonder enig polemisch accent de redenen op waarom de Franse afdeling zich moet voorbereiden op een ‘geleidelijke overheveling.’ De voorzitter van deze Comités antwoordde prompt met een sympatieke reaktie: wij moeten dialogeren!
De Leuvense kamerleden Sprockeels en Kronacker deelden in een verklaring aan de pers mede dat zij met ontsteltenis gelezen hadden dat twee P.V.V.-partijgenoten (op het in vorig nummer besproken colloquium Universiteit en Volk) hun stemmen hebben gevoegd bij die van ‘sommige extremisten’ om de overheveling te eisen: deze overheveling zou volgens deze heren rampzalig zijn voor de universiteit, voor de streek van Leuven en voor de eenheid van het land. Anderzijds onderschreven de oud-leden van het liberaal Vlaams studentenverbond het manifest betreffende de herziening van de wet op de universitaire expansie. Ook het Vlaams Nationaal Zangfeest stond andermaal in het teken van de strijd om Leuven.
Tijdens het kamerdebat over de onderwijsbegroting pleitte de heer Verroken als voorzitter van de Vlaamse C.V.P.-fraktie andermaal voor de overheveling. Hij betoogde dat steeds meer Walen daarvoor gewonnen zijn en dat de Franstalige pers reeds publiciteit voor gronden in Ottignies bevat. De Waalse fraktievoorzitter Parisis betwistte in zeer scherne bewoordingen deze opvattingen. De Vlaamse Volksbeweging had op haar congres gevraagd dat de Vlaamse kamerleden deze begroting niet zouden goedkeuren zolang de inrichtende overheid van de Leuvense universiteit zich niet duidelijk had uitgesproken voor de overheveling, doch de heer Verroken meende dat het niet lovaal zou zijn de regering verantwoordelijk te stellen voor de onbeslist heid van de inrichtende macht. Hij legde evenwel namens zijn Vlaamse partijgenoten de verklaring af dat de regeringsmeerderheid zou ophouden te bestaan als de C.V.P. in 1968 niet de zekerheid krijgt dat de wet van 1969 op de universitaire expansie zal steunen op ‘de inplanting in het eigen taalgebied’.
Mogen we dit Leuvens kapittel, dat geen aanspraak op volledigheid wil maken, besluiten met een citaat uit de krant die wij, ondanks een nogal duidelijk gebrek aan lijn, toch wel waarderen om haar veelvuldige en degelijke informatie: ‘Een jaar na 13 mei is men nog niet begonnen met de overheveling, maar alles wijst erop (en niet alle dossierstukken worden publiek gemaakt) dat er geen andere uitweg meer is. Een ding is zeker: de ongelukkige Verklaring van twaalf maanden geleden wordt bijna nergens nog als bruikbare richtlijn beschouwd.’ (De Standaard, 13 mei 1967)