sectievergaderingen worden gepubliceerd in het binnenkort te verschijnen verslagboek. Het zou te veel ruimte vergen op deze plaats van al het verhandelde een behoorlijke samenvatting te geven.
Op twee inleidingen van de plenaire zittingen dient hier echter wat nader ingegaan te worden. Ze betreffen beide de problematiek van de integratie zelf. Het is niet te ontkennen, dat zelfs de hoofdeis van de culturele integratie, de instelling van een Raad voor de Nederlandse cultuur, tot dusver nog te weinig uitgewerkt was. Het is de verdienste van Julien Kuypers geweest, dat hij deze eis op het congres gepreciseerd heeft door te omschrijven wat een Nederlands-Belgische Raad voor de Nederlandse cultuur, eventueel Nederlands-Belgisch Instituut te noemen, zou moeten inhouden. We citeren uit Kuypers' inleiding:
‘Hoofdzaak is dat de zaak bij de publieke opinie in goede aarde viel en dat de gewenste ophelderingen bij de overheid, binnenskamers, ophelderend werkten.
Geen Hoge Raad, maar ook zeker geen gewone Stichting. Wellicht een Nederlands-Belgisch Instituut voor de Nederlandse Cultuur. Een instituut dat bv. vier secties zou tellen, onder een overkoepelende Raad en met een secretariaat zoals de Benelux.
1. | Een lexicologische sectie, waarvan het Groot Woordenboek en de Thesaurus van de Nederlandse taal de spil zouden vormen; de thans weer actueel geworden spellingkwestie ressorteert hieronder. |
2. | Een letterkundige sectie, waarbij de goed functionerende Conferentie der Nederlandse letteren, met haar vier afdelingen, en de Stichting ter bevordering van de vertaling van Nederlands letterkundig werk thuishoren, binnen zekere perken ook de voorlichting, het toneel, de Nederlandstalige film en de muziek. |
3. | Een onderwijssectie, a) voor de Nederlandse taal- en letterkunde en cultuurgeschiedenis aan buitenlandse universiteiten waar de germanistiek wordt beoefend, bibliotheken en instituten; b) voor het onderwijs van of in het Nederlands in den vreemde. |
4. | Een vierde sectie zou het volksontwikkelingswerk omvatten; natuurlijk niet om dit aan banden te leggen, evenmin overigens als de Conferentie der Nederlandse letteren of de lexicologen. Maar om helpend, steunend, subsidiërend op te treden. Al het bestaande blijft behouden, maar opgenomen in een groter organisatieverband. |
Behalve zijn hoofdfunctie van adviescollege voor beide regeringen, met recht van initiatief, zou het Nederlands-Belgisch Instituut zich vooral met coördinerende taken, eventueel ook met de concrete uitwerking ervan belasten.’
Enkele sprekers eisten al onmiddellijk een verdieping op van het flatgebouw, dat het instituut zou moeten betrekken. Zo o.a. prof. Thys in zijn voortreffelijke toespraak over het Nederlands aan buitenlandse universiteiten. Voor prof. Thys had Kuypers overigens een sectie voorzien. Waar zeker een aparte sectie voor in het leven geroepen zou kunnen worden, is de integratie van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen, het onderwerp, dat prof. Verhulst behandelde in zijn inleiding over de consequenties van de effectus civilis.
Over dit laatste onderwerp is in dit blad het vorig jaar (Neerlandia, mei 1966) een artikel - ‘het hoger onderwijs en de algemene Nederlandse integratie’ - verschenen, voor zover ons bekend tot dusver het enige waarin de verdere consequenties, die de invoering van de effectus civilis van diploma's in eenzelfde, staatkundig gescheiden taalgebied zal hebben, in zijn algemeenheid aan de orde werd gesteld. Verhulst heeft, in de lijn van de beschouwingen in Neerlandia, het vraagstuk verder uitgediept en een oplossing aangegeven. Het op elkaar afstemmen van de hoger onderwijs-programma's in Nederland en Vlaanderen, noodzakelijk gevolg van de invoering van de effectus civilis, zou z.i. wellicht bewerkstelligd kunnen worden in het kader van de grotere autonomie, die voor de universiteiten, zowel in Nederland als in België, voor de deur staat. Hij zag hierin eerder mogelijkheden dan in de culturele autonomie van Vlaanderen.
Wellicht zullen, naar onze mening, beide nodig zijn om een vèrgaande integratie mogelijk te maken, maar Verhulst heeft de weg gewezen, waarlangs men nú kan beginnen het probleem aan te pakken. Het belang van dit Nederlands congres is niet het minst geweest, dat dit vraagstuk er in alle duidelijkheid aan de orde gesteld is en dat er een nieuw perspectief voor geopend is. En het openen van nieuwe perspectieven is immers mede een hoofdtaak van de Nederlandse congressen.
We menen te mogen concluderen, dat op dit congres enkele kernpunten van de culturele integratie van Nederland en Vlaanderen duidelijk omlijnd en uitgewerkt zijn. Het is nu aan de regeringen in beide landen een antwoord te geven.
Ontvangst ten stadhuize.