Publikaties
Boekbespreking
Mogelijkheden en moeilijkheden van taal verzorging. Academisch proefschrift door J. Veering. 1966, 227 blz., Prijs f 10, - Dit boekwerk is verkrijgbaar bij het Genootschap Onze Taal, Parkstraat 32 te 's-Gravenhage.
Verleden jaar is de redacteur van het maandblad van het Genootschap Onze Taal aan de universiteit van Amsterdam gepromoveerd tot doctor in de letteren.
Onze leden, die allen hun best doen goed verzorgd Nederlands te spreken en te schrijven, zullen veel interessante dingen in de 20 bladzijden tellende inleiding lezen, maar ook in het eerste en tweede hoofdstuk over ‘Motieven voor taalverzorging’ en ‘Taalwetenschap en taalverzorging’. Voor leden van het Genootschap Onze Taal, maar ook voor nierleden, zijn belangrijk het derde, vierde en vijfde hoofdstuk over de geschiedenis van het Genootschap Onze Taal vanaf 1931 tot heden en het Taalbeleid van het Genootschap. Het laatste hoofdstuk gaat over ‘De ordening van de technische vaktaal’, ook de twee bladzijden tellende ‘Nabeschouwing’ over het eventueel oprichten van een taalacademie, die zou moeten fungeren als adviesorgaan voor Nederland en het Nederlandstalige deel van België, zijn de moeite van het lezen zeker waard.
Neerlandia is geen taaltijdschrift, ik zal hier dan ook niet op de talrijk besproken taalkwesties ingaan. Wel wil ik enige uitlatingen aanhalen, die voor onze leden hun nut kunnen hebben.
De redactie van Neerlandia ontvangt van tijd tot tijd brieven van lezers over het gebruik van de Nederlandse taal in ons blad, dat niet ieders goedkeuring wegdraagt. Ik doe maar een greep.
Stelling 8 luidt ‘Degenen die te allen tijde van taalkundigen absolute regels omtrent goed of fout taalgebruik verlangen, houden geen rekening met het feit dat een taalgemeenschap in allerlei opzichten ongelijksoortig is, bijvoorbeeld wat leeftijd, afkomst en ontwikkeling betreft.’
Op blz. 89 wordt gezegd dat Smit (een van de oprichters van Onze Taal) de germanismenjagers probeert te kalmeren o.a. met de waarschuwing ‘Fanatiek en onoordeelkundig purisme leidt tot verarming van de taal’.
Op blz. 90. De eerste voorzitter, C.K. Elout (1870-1947), heeft eens gezegd: ‘Alle muggezifterij schrikt af en schaadt daardoor de taalzorg van breederen trant.’
Juist is ook wat op blz. 93 staat, nl. dat in een nummer van Onze Taal uit 1948 is geponeerd: ‘Neen, in de woorden zelf zit het niet; wat onze taal stempelt tot goede taal is: de logische gang van het betoog, de klaarheid van uitdrukking, het weloverwogen, het begrip scherp uitdrukkend woord, het is: de zorg die wij aan de taal besteden - aan de geschreven, en aan de gesproken taal.’
Al onze leden moesten dit werk zeker in hun bezit hebben, ook die in België, Zuid-Afrika of Duitsland wonen. Verder moesten, volgens mij, allereerst onderwijzers en leraren (niet-Neerlandici) kennis van dit proefschrift nemen. Maar ook zou ik het graag in handen zien van iedereen uit de wetenschappelijke, de technische en de zakenwereld, waar zo dikwijls beweerd wordt, dat ons taalgebruik achteruitgaat, ja, waar zelfs van taalafbraak en taalverval gesproken wordt. Ieder lid van het Verbond kent het Genootschap Onze Taal, velen zijn van beide lid. Op jaarvergaderingen en op de tweejaarlijkse congressen van Onze Taal zijn altijd A.N.V.'ers aanwezig; maar dit is niet altijd zo geweest.
Op blz. 83-84 staat het een en ander over de verhouding Onze Taal en het A.N.V.. In het begin was deze niet zo best.
In een Neerlandia-nummer van 1932 staat over Onze Taal: ‘Wij kunnen in zijn oprichting niets anders zien dan een uiting van verdeeldheid en splitsingszucht, die de eenheid van het Nederlandse volk op verschillend gebied al zoo vaak heeft ondermijnd.’
Op het ogenblik is de verhouding uitstekend en ik geloof dat door het schrijven van dit werk ieder lid zal zien, dat de mogelijkheden er zijn dat dit zo zal blijven en dat er voorlopig geen moeilijkheden zullen komen.
F.K.