Nederlandse Congressen in het grijs verleden
Bij het zorgvuldig liquideren van de oude stamboekerij van het Algemeen Nederlands Verbond troffen wij onder no. 23 ‘Holllandsche tijdschriften’ een plakboek aan met kranteknipsels over het in augustus 1897 te Dordrecht gehouden 24ste Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres, onder leiding van dr. H.J. Kiewiet de Jonge. Het was ook dr. Kiewiet de Jonge, die dit plakboek indertijd heeft aangelegd.
Het leek ons wel de moeite waard dit congres, dat zeventig jaar geleden werd gehouden, nog eens weer tot leven terug te roepen, en wel in het bijzonder dit congres, omdat daar het besluit werd genomen tot het instellen van een commissie voor het voorbereiden van de oprichting van een groot Nederlands Taalverbond, wat tenslotte in 1898 is uitgelopen op de stichting van het Algemeen Nederlands Verbond.
Al dadelijk valt het op, welk een belangstelling in de Nederlandse pers van Noord en Zuid aan dit congres werd geschonken.
Gehouden redevoeringen werden er vrijwel van a tot z in afgedrukt en commentaren waren bijna steeds in zeer lovende zin opgesteld. De belangstelling voor dit congres was ook niet mis. Meer dan 500 deelnemers waren in Dordt present. Dat is geen klein getal, als we bedenken dat de verbindingen in die tijd niet zijn te vergelijken bij wat nù mogelijk is bij vervoer per trein, bus enz.
Het gezelschap, dat deelnam aan het 24ste Congres, was wat kwaliteit betreft ook niet voor de poes. Een lange rij van hoogleraren, letterkundigen, ambassadeurs, hoge ambtenaren en burgemeesters met klinkende namen gaf een bijzondere tint aan zo'n gezelschap. En dit was dan nog maar de uiterlijke kant van de deelnemers.
Maar ook wat de sprekers - en dat waren er niet weinigen -, naar voren brachten, had wel ieders belangstelling en kon de hoogste kritiek doorstaan.
De stad Dordrecht, met het stadsbestuur vooraan, zette ook haar beste beentje voor.
Kort tevoren hadden koningin-regentes Emma en de jonge koningin Wilhelmina, die het jaar daarop de kroon uit moeders handen zou overnemen, een bezoek aan Dordt gebracht. De stad Dordt liet toen, ter ere van het kort daarop te houden congres, de vlaggen wapperen en de bloemversiering werd vernieuwd, zodat de oude grachtenstad aan de congresleden een waardig en vriendelijk welkom kon toeroepen.
In de prachtig versierde salon eerste klas van het Dordtse station ontving de regelingscommissie de per trein aangekomen congresleden. De Dordtse schutterij liet de Vlaamse Leeuw en het Wien Nederlands bloed horen, waarna dr. Kiewiet de Jonge hulde bracht aan de geleerde mannen uit Noord en Zuid, die naar Dordrecht waren gekomen om er de belangrijke taal-, geschied- en letterkundige onderwerpen te bespreken.
Vervolgens begaf de stoet zich naar het stadhuis. De schutterij voorop, daarop volgden de leden der regelingscommissie en de leden der bestendige commissie in open rijtuigen. Daarachter stapten vier jongelieden, dragend de vlaggen van Holland, België, Transvaal en Oranje Vrijstaat. En vervolgens de honderden congresleden, aan het hoofd waarvan de vertegenwoordiger van de letterkundige vereniging Snellaertkring uit Gent, die hoog en fier de Vlaamse Leeuw hief, door honderden toeschouwers luide toegejuicht.
Kijk, dat was een congres in Dordt, maar ook een Dordt voor het Congres.
In de gala-salon van het stadhuis vond de officiële verwelkoming door het stadsbestuur plaats. Schitterende toespraken werden afgestoken en de erewijn, champagne, werd rijkelijk geschonken. Concerten, een boottocht enz. onderbraken de geleerde zittingen van het Congres.
Kwam daar de integratie Noord-Zuid boven de tafel uit, sprak men over culturele autonomie? Neen, dat niet, hoewel, zij het met enige schroom, er gedokterd werd aan een unie tussen het toneel van Noord en Zuid en opleiding van Vlaamse acteurs aan de toneelschool in Amsterdam.
Wat waren dan wèl de onderwerpen, die de gemoederen op het 24ste Nederlands congres bewogen? Bij de opsomming daarvan dienen we niet te vergeten, dat het een taal- en letterkundig congres was.
Gesproken werd o.a. over ‘De plaats en de eisen der woordengroep uit het volksleven der Israëlieten’.
Gedebatteerd werd over ‘Verschillende spellingvoorstellen der bastaardwoorden’. Aandacht werd gevraagd voor ‘De middeleeuwse gilden in Noord en Zuid’, voor de Nederlandse taal in Ned.-Indië. Dr. Julius Frederix sprak over de helden van 1302: Pieter de Coninc, Jan Breydel en Willem van Gulick.
Over de betekenis van een deskundig gebruik der archieven sprak weer een andere congressist.
Zoals reeds eerder werd opgemerkt werd grote aandacht besteed aan het onderwerp: ‘Een toneel voor Noord en Zuid’, waarbij vooral door de broeders uit het Zuiden nog al eens pittige verwijten werden geuit tot de toneeldeskundigen uit het Noorden.
Weer een ander onderwerp luidde: ‘Enige woorden in de taal der aardrijkskunde’, een onderwerp, dat, naar de mening van anderen, beter op zijn plaats zou zijn geweest op een vergadering van het Aardtijkskundig Genootschap.
‘Jan Luyken's lyrische poëzie’ kwam aan de orde en de bekende Utrechtse eeuwige student Frits Coers vroeg belangstelling voor het Nederlandse lied, waarvoor hij meer deed dan voor zijn medische studiën, die hij nooit heeft beëindigd.
De heer Paul Fredericq hield een warm, met grote aandacht gevolgd, betoog over ‘De toekomst van de Nederlandse stam’. Aan het einde van zijn redevoering, die door de pers een der belangrijkste van dit congres werd genoemd, vestigde spreker de aandacht op