Frans-Vlaanderen
Zal Frans-Vlaanderen Verfransen?
In ‘De Standaard’ van 3 november geeft J.B. een verslag over zijn reis door Frans-Vlaanderen, dat hij de titel gaf: ‘Op de drempel van de volledige verfransing’.
Zijn indruk was dat van het Zuiden uit een zwarte schaduw van verfransing onhoudbaar naar het noorden trekt.
De uiterste grens, die getrokken kan worden tussen het Frans en het Vlaams is z.i. de Aa, die op ongeveer 35 km ten zuidwesten en evenwijdig met de Frans-Belgische grens stroomt. Tussen de Aa en die grens heeft de streek haar Vlaams karakter bewaard, hoewel sommige delen hiervan ook al definitief verloren schijnen. Hij denkt aan Grevelingen (Gravelines), St.-Omer (St. Omaars) en ten zuiden van Belle, Steenwerck en Merville.
In Duinkerken hoorde de ‘zwerver door Frans-Vlaanderen’ niets dan Frans, behalve de vissers in de haven, die een dialect spraken dat voor hem als bargoens klonk. Ouderen in die streken spreken onder elkaar nog het oud-Vlaams, maar de jongeren leren alleen Frans, met uitzondering van enkelen, die cursussen, waar Nederlands wordt gegeven, hebben gevolgd.
Men vertelde ook, dat zij, die nog Vlaams (Vlemsj) spreken, het noch schrijven noch lezen kunnen en dàt acht hij een tragiek voor het volk. Van vader op zoon werd het Vlemsj overgeleverd, maar de zonen van nù hebben daarvoor nauwelijks belangstelling en door televisie en radio èn door de scholen wordt de jeugd volkomen naar de Franse sfeer gedrongen.
Aan het Vlaamse karakter kan men niet tornen, zo besluit hij, want het land en de dorpen, de gebouwen en vele opschriften op kapelletjes en kerkdeuren doen nog door en door Vlaams aan maar J.B. betwijfelt of de volledige verfransing nog langer dan een generatie zal worden tegengehouden.
Wij zouden willen weten wat André Demedts, Luc Verbeke en Jozef Deleu deze pessimist onder de bezoekers van Frans Vlaanderen zouden opmerken.
(Red.)
Dat het verslag over ‘een zwerftoch door Frans Vlaanderen’ reacties zou opleveren leek ons vanzelfsprekend.
De heer Jozef Deleu, hoofdredacteur van ‘Ons Erfdeel’ merkt nl. in ‘De Standaard’ van 18 november jl. op, dat alleen nog in de agrarische Westhoek de Nederlandse taal in een dialectische, sterk aan het Westvlaams verwante vorm wordt gesproken.
De ongeveer 150.000 Nederlandssprekende Frans-Vlamingen beschikken slechts over een zeer beperkte woordenschat, waarin tal van verouderde woorden bleven bewaard. Dit alles tengevolge van het sedert drie eeuwen opzettelijk door de Franse overheid afgeremde onderwijs in de Nederlandse cultuurtaal.
Het Rijselse industriegebied is vrijwel geheel verfranst. Toch is juist in dat gebied zeer veel te doen voor de verspreiding van onze cultuur, omdat de omgeving, al is ze dan verfranst van taal, nog in tal van uitingen, verenigingen en gebruiken Vlaams is gebleven.
Dan geeft de heer Deleu een opsomming van al de acties, die zijn en worden ondernomen om het Nederlands onderwijs in de Westhoek te bevorderen en daarbij past z.i. geen pessimisme maar een keihard doorzettingsvermogen.
Aan het slot van zijn betoog pleit hij vurig voor een actie voor Frans-Vlaanderen ook omdat het er op aankomt over de lengte van de taalgrens vitaal te zijn als taalgemeenschap, en juist de verdediging van de zwakste punten in een taalfront is van levensbelang.