Het goede Nederlands
De liefde voor het goede Nederlands en goed Nederlands bracht zaterdag 15 oktober in het nieuwe circusgebouw te Scheveningen een 800 leden van het Genootschap Onze Taal met genodigden en belangstellenden bijeen op een congres, dat van begin tot eind - inbegrepen de koffietafel - levendig en boeiend was. Geen dorre taalbeschouwingen, geen vervelend getheoretiseer, maar onder de tintelende leiding van voorzitter prof. W.F.M.J. Krul een mooie weerspiegeling van de levende en creatieve eigenschappen van onze taal.
Niet dat wij nu, als op een paar colleges, te weten zijn gekomen, wat in het goede Nederland nu goed Nederlands is. Dat vermocht de hooggeleerde Leidse Stutterheim ons zelfs niet in te prenten. Sterker: deed hij niet alles om ons taaltechnisch in twijfel te laten en het betrekkelijke van wat ‘goed’ te achten is, in allerlei geestige woordspelingen en sceptische toevoegingen voor ogen te stellen? En toch, juist daardoor wekte hij bij zijn aandachtige toehoorders een juist besef van ‘goed Nederlands’, dat niet stijf en schools is, maar waarin een spelelement doorklinkt, dat de taal luchtig en doorzichtig maakt.
Goed taalgebruik kan volgens de tweede spreker dr. C.M. Geerars, inspecteur v.h.m.o. en voorzitter van de commissie Bevordering goed taalgebruik, worden bevorderd door voorbeeld, propaganda, voorlichting en wetenschappelijk onderzoek. Ook hij vond het bezwaarlijk, goede normen vast te stellen. Maar hij bleek niet somber over de wijze waarop de meeste Nederlanders hun taal hanteren.
Bijzonder mooi van voordracht en voortreffelijk van inhoud was wat mevrouw G. van Straelen-van Rintel, inspectrice van het Nederlands onderwijs in de stad Brussel, over Goed taalgebruik in het Belgische deel van het Nederlandse taalgebied, het congres bood. De voordracht van mevrouw Wanda Reumer over De scheppende kracht van de taal, sloot daar prachtig bij aan. En wat leerlingen uit Brussel en jongelui van de Akademie voor Expressie door Woord en Gebaar uit Utrecht, waarvan mevrouw Reumer directrice is, aan poëzie en toneel te genieten gaven, deed duidelijk blijken welke scheppende krachten in gedachten en taal (als uiting van die gedachten en gevoelens) loskomen en hun fluïdum over de hoorders uitbreiden. En dit was wel de sterkste indruk die de velen uit Nederland en België - komend uit zeer onderscheiden kringen: onderwijs, wetenschap, handel en industrie - van deze taaldag zullen hebben meegenomen: het komt niet aan op puristische angstvalligheid en schoolse toepassing van ‘taalvoorschriften’, maar op het juiste denken en het fijne gevoel, dat tot uitdrukking in taal dringt. Want vinden de levendige geest en de geroerde ziel dan niet vanzelf de goede Nederlandse taal?
P.K.