Neerlandia. Jaargang 70
(1966)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 92]
| |
Betoging der Leuvense studenten
| |
Vier jaar crisisDe kwestie-Leuven viel niet uit de lucht als de klassieke donderslag bij heldere hemel. Twee standpunten van Franstaligen hebben haar telkens in een beslissende faze gebracht. Het eerste was een memorandum van de zg. ACAPSUL (Association du corps académique et du personnel scientifique de l'université de Louvain) begin april 1962 dat, gesteund door 378 handtekeningen, de tweetaligheid van de agglomeratie vroeg. Het tweede was een interview met prof. Woitrin, een der sekretarissen-generaal, dat op 3 november 1965 werd afgedrukt door het Waalse studentenblad L'Ergot. | |
April 1962:De Acapsul maakt een memorandum bekend, waarin het heet dat de Franstalige afdeling haar taak en haar uitstraling niet kan voortzetten zonder biezondere taalfaciliteiten. De vereniging trad daarmee, onder het voorzitterschap van de astronoom mgr. Lemaitre, in de openbaarheid. In feite bestond zij reeds officieus sedert maart 1960, toen professoren van het instituut voor landbouwkunde begonnen te vergaderen om een apart taalstatuut voor de Franstaligen te kunnen afdwingen. Wanneer de diskussies over de in de maak zijnde wetsontwerpen -Gilson konkreter werden nam de Acapsul er met open vizier aan deel. | |
Juni 1962:Over dit maneuver, dat de verfransing van de Brabantse stad zou versnellen, was de Vlaamse opinie sterk verontwaardigd. De protesten kregen pas een kristallisatiepunt toen begin juni 1962 negentien vooraanstaande Vlaamse professoren een Vereniging van Leuvense professoren oprichtten en het voorzitterschap toevertrouwden aan mgr. A. Janssen. Niet alleen verzetten zij zich tegen de apartheidseisen van de Franstaligen, maar begonnen te onderstrepen dat aan ‘de Franse universiteit met Vlaamse leergangen’ de Vlamingen nog steeds de eisende partij zijn. | |
10 Augustus 1962:De situatie werd zo gespannen dat de bisschoppen op hun jaarvergadering haar opnieuw in de hand probeerden te krijgen. Allereerst werden aan de rector magnificus mgr. Van Waeyenbergh honorifieke taken toevertrouwd. Tot rektor werd benoemd de exegeet Albert Descamps, hulpbisschop van Doornik; hij zou, per taalstelsel, worden geadviseerd door een prorektor, een vicerektor en een wetenschappelijk raadgever. De financiën en de administratie werden in de handen van twee leken gelegd, de algemeen beheerders (of sekretarissen-generaal). Niet alleen kondigde het episkopaat de oprichting van twee universitaire parochies aan, maar het bepaalde eveneens dat van oktober af in elke fakulteit twee werkgroepen (per taalstelsel) zouden worden aangesteld om de ‘decentralizatie’ te bestuderen. Veertien dagen later zei de nieuwe rektor, monseigneur Descamps, in een vraaggesprek met het liberale Pourquoi Pas? o.m. in dit verband: ‘Reeds op grond van overwegingen die niet van taalkundige aard zijn staat het vast dat Leuven zich voor een noodzakelijkheid bevond: namelijk bepaalde fakulteiten, waar het aantal professoren en studenten te groot wordt, te dekoncentreren. Waarom zou men, gelet op de noodzakelijkheid van deze dekoncentratie, bij die gelegenheid ook geen rekening houden met de taalkundige realiteit en bij voorbeeld in sommige gevallen niet de oprichting van twee fakulteitsafdelingen onder ogen nemen?’ | |
13 Februari 1963:'s Ochtends verschijnt de tekst van een rondschrijven, dat alle Leuvense professoren diezelfde dag met de ochtendpost krijgen: het kondigt aan dat, na advies van de werkgroepen. vier fakulteiten volledig zullen worden gesplitst en dat voor twee (ingenieurs + politieke-sociale-ekonomische) biezondere schikkingen worden voorzien. De Franstaligen reageren met de aankondiging dat hiermee de evolutie haar eindpunt heeft bereikt; de Vlamingen eisen de splitsing van alle fakulteiten. | |
18 Februari 1963In een interview met ‘De Standaard’ bevestigt de Vlaamse prorektor mgr. De Raeymaeker dat inderdaad alle fakulteiten, instituten en scholen zullen worden gesplitst; de principiële beslissing is genomen. Nieuwe vertragingsmaneuvers van Franstalige zijde, doch even na Pasen worden voor het eerst Vlaamse dekanen voor vier Vlaamse fakulteiten gekozen. Binnen het jaar zijn ook de twee andere fakulteiten gesplitst. Het akademiejaar 1964-'65 verloopt tamelijk rustig. De nieuwe taalwetten zijn gestemd en voorzien enkele faciliteiten: een Franstalige lagere en middelbare school (in princiep voor meisjes) en een Franstalig bureau in de Lakenhalle, dat afhangt van het departement van binnenlandse zaken. Wel blijkt de toestand onhoudbaar te worden in de medische fakulteiten; ondanks het zware tekort aan ‘bedden’ blijft het stedelijk (KOO) Sint-Pietersziekenhuis in handen van de Franstaligen. Niet alleen de ergerlijke taaltoestanden, ook de onmogelijkheid om het klinisch onderwijs ernstig te geven komen steeds meer aan de oppervlakte. | |
9 April 1965:De wet op de universitaire expansie geeft Leuven nieuwe kansen. Het mag experimenteren met een kandidatuur in de wijsbegeerte en letteren te Kortrijk; door het breken van de grendelwet van 1911 mag het naar het kanton Waver en krijgt het de toelating om op het grondgebied van de gemeente St.Lambrechts-Woluwe een fakulteit van geneeskunde in het Frans te stichten. Bovendien zal het tussen 1965 | |
[pagina 93]
| |
en medio 1968 4.940 miljoen B.fr. rijkssubsidies ontvangen (berekend op 182 t.h. van het gemiddelde van één rijksuniversiteit). Ten slotte kan de KUL haar buitengewone begroting spijzen met een langlopende lening tegen een rentevoet van 1,25 t.h. voor een bedrag van ten hoogste 2 miljard frank. | |
25 Mei 1965:Tegenover de algemene raad van de universiteit verdedigen mgr. Descamps en sekretaris-generaal Woitrin het plan om ten noorden van de gemeente Waver een terrein van 600 hektaren aan te kopen. Enkele maanden later, in oktober, zegt de rektor bij de opening van het nieuwe akademiejaar, dat de gronden in het kanton Waver slechts het voorwerp van konservatoire maatregelen zijn; het gaat om niets meer dan een belegging van een goed huisvader. Eventueel moet men ze in de verre toekomst bij de hand hebben. | |
3 November 1965:‘L'Ergot’, het studentenblad, publiceert een interview met sekretaris-generaal Woitrin, in wiens bevoegdheid o.m. de planning schijnt te liggen. Twee uitlatingen veroorzaken bij de Vlaamse opinie een lawine: ‘A l'échéance de 20 ans, le triangle en question est dans le Grand Bruxelles...’ (Over een tijdspanne van 20 jaar zal de driehoek Leuven - Woluwe - Waver tot Groot-Brussel behoren.) ‘Cette expansion en triangle de l'université de Louvain doit maintenant étre intégrée dans un plan plus général d'aménagement du territoire du très grand Bruxelles de l'avenir.’ (Deze driehoeksexpansie van de Leuvense universiteit moet nu worden geïntegreerd in een algemeen plan van ruimtelijke ordening van het hele grote Brussel van de toekomst). De Vlaamse pers reageert scherp. Studenten en professoren, die tot nog toe alleen de autonomie voor de Vlaamse afdeling hebben geëist, met inbegrip van een eigen budget, spreken zich voor het eerst volmondig en eensgezind uit ten gunste van de komplete overheveling naar het kanton Waver. Het standpunt wordt ingenomen door de Aktiegroep-Leuven en van tien kulturele organisaties (23 november); door de Vereniging van Vlaamse Professoren en door LOVAN (assistenten en navorsers) op 24 november; door de vereniging Vlaamse Leergangen, na vergaderingen op 12 en 24 november; ten slotte op 14 december door de Vlaamse parlementsleden van de C.V.P. | |
21 December 1965:Het episkopaat, te Mechelen bijeen, bevestigt de eenheid van de universiteit en belast een studiekommissie - naar de naam van haar voorzitter de kommissie-Leemans genoemd - met een onderzoek naar de herstrukturering (zowel de autonomie als de organen van besluitvorming) van de universiteit. Bovendien zal de kommissie moeten adviseren over de territoriale expansie, ‘ook rekening houdende met de taalfaktor’. | |
24 December 1965:Na een zeer koele reaktie van de Vlaamse pers geeft rektor Descamps op de kerstreceptie, die hij om 11 uur aanbiedt aan het akademisch korps, enkele toelichtingen, die drie dagen later worden openbaar gemaakt. O.a. zegt hij: ‘Waver is onherroepelijk en strookt overigens met de wet van 9 april. De Vlamingen zullen dus in een realistische geest elke verdere diskussie moeten verzaken nopens het inplantingscentrum van Waalse zijde.’ En verder: ‘Sommige Franstaligen zijn ongerust over Waver. Zij vrezen een te massale en overhaaste verhuizing. Men moet de kwestie kalm en zonder vooringenomenheid bestuderen. Men moet geen enkele oplossing a priori verwerpen.’ | |
28 Januari 1966:Daar de kommissie-Leemans in een dubbelzinnige sfeer start - volgens de Vlaamse leden is het principe van de overheveling naar Waver duidelijk gesteld, volgens de Franstaligen moet het eerst worden onderzocht - schrijven de twee prorektoren naar de kardinaal. Op deze datum antwoordt hij aan de Vlaamse dekanen: ‘Het is in de gegeven omstandigheden niet mogelijk omvang en timing van de spreiding naar Waver nauwkeurig te omschrijven. Wel geloven we dat in de herstructurering van de besluitvorming de beste garantie ligt voor de toekomstige beslissingen terzake.’ Uit protest tegen de dubbelzinnigheid organiseren de Vlaamse studenten met sukses een beurtstaking. Enkele dagen tevoren immers hebben dekaan Van Hee en Verbondspraeses Swartele een gesprek met de bisschop van Brugge ruchtbaat gemaakt: volgens mgr. Desmedt zal de universiteit een funktionele eenheid behouden, maar een belangrijk deel van haar Franstalige afdeling naar het kanton Waver overbrengen. | |
23 April 1966:Het op 6 april afgesloten en op 8 april te Mechelen overhandigde rapport van de kommissie-Leemans wordt door de bisschoppen onderzocht. Zij nemen geen beslissing: ter zake van de territoriale expansie stellen de zes Vlaamse leden minimaal de overheveling van de Franstalige kandidaturen voor en de zes Franstalige leden, onder druk gezet door de dekanen, wijzen elke verandering van het statusquo af. | |
13 Mei 1966:Tweede vergadering van het episkopaat. Over de besprekingen lekt niets uit. Het heet dat een definitieve beslissing getroffen werd.
Tot zover een chronologisch feitenrelaas dat wij ontleenden aan ‘De Standaard’. Op maandag 16 mei verschijnen de kranten met grote koppen op de voorpagina: ‘Bisschoppen beslissen: Franstaligen blijven in Leuven. - Algemeen beheer van KUL wordt niet gesplitst.’ | |
Het Mandement van 13 mei 1966Het proza van de bisschoppen is zo verbijsterend dat slechts één Vlaamse krant (De Standaard) de moed vindt om reeds op 16 mei een bescheiden protest te laten horen. De andere kranten onthouden zich voorlopig van elk commentaar en zullen trouwens pas dan een krachtdadig protest laten horen als de volgende dagen afdoende blijkt dat het intellectuele Vlaanderen ook zonder de pers in beweging is gekomen. Beneden alles is de houding van een katholieke provinciekrant uit Limburg (Het Belang van Limburg) waar men dinsdag 17 mei in kan lezen dat de bisschoppen in hun grote wijsheid de beste beslissing getroffen hebben. Zelfs ‘De Gazet van Antwerpen’ meent ook op 17 mei nog de kool en de geit te moeten sparen en beperkt er zich toe de grote wijsheid van de bisschoppen te loven. Als wij hier nog aan toevoegen dat ook ‘De Nieuwe Gids’ (een blad met een zeer minieme oplage overigens) de beslissing van de bisschoppen wijs noemt dan is het meteen overduidelijk dat de reactie van het ganse intellectuele Vlaanderen werkelijk spontaan is geweest en alles behalve door de pers georchestreerd. Graag maken wij hier nog een uitzondering voor de reporters van het radiomagazine ‘Actueel’ die op 16 mei de Leuvense studentenleiders aan het woord lieten en het meteen voor ieder duidelijk maakten dat de studenten het bisschoppelijk dictaat niet zouden aanvaarden. Het moet als een zeer groot winspunt voor de Vlaamse beweging beschouwd worden dat de katholieke intellectuelen door hun opstand tegen de bisschoppelijke dictatuur bewezen hebben dat men ook in katholieke kringen mondig is geworden en geen bisschoppelijke voogdij meer verdraagt. Wij hadden ons als Vlaming diep moeten schamen als die reactie niet gekomen was. Men oordele zelf maar | |
[pagina 94]
| |
over het bisschoppelijk proza uit het jaar 1966. (De vele onnederlandse zinswendingen vormen mede een aanwijzing voor het milieu dat de hoogleraars in Vlaanderen het zwijgen meent te moeten opleggen): ‘1. Wij willen het behoud van de institutionele en funktionele eenheid van de Alma Mater, alsmede haar fundamentele geografische eenheid, dit is haar eenheid te Leuven zelf, en wij aanvaarden niet dat deze eenheid door al wie tot de universiteit behoort, publiek in het gedrang wordt gebracht.’ Noch onmiddellijk noch trapsgewijze kan er volgens het episkopaat sprake zijn van een nieuwe franstalige of nederlandstalige universiteit, noch van een verdeling van het gemeenschappelijk patrimonium noch van eender welke splitsing. ‘De idee van twee katolieke universiteiten in ons land, zelfs mocht dit financieel of politiek verwezenlijkbaar zijn, wordt door ons afgewezen.’ De uitspraken over de ‘rechtmatige autonomie’ zijn minder duidelijk. In princiep zal de autonomie van de twee taalgroepen worden versterkt. ‘Aan het hoofd van elke groep staat een prorektor die de president zal zijn van de Nederlandstalige resp. Franstalige fakulteiten. Hij zal een eigen akademische raad hebben.’ Elke akademische raad beschikt over ‘een eigen begroting’ en binnen haar kader bepaalt hij ‘het wetenschappelijk beleid van de fakulteiten’; het bureau van deze raad zal ‘verschillende diensten’ beheren. De optie van de inplanting - te Leuven blijven met een algemene spreiding (in de zin van splitsing) van de kandidaturen - gaat uit van drie overwegingen: de aangroei van de studentenbevolking met 2.000 per jaar, het in hoofdzaak pedagogisch probleem van de kandidaatsjaren (beter begeleiden), de expansie van wetenschappelijk onderzoek en van specializatie (gemeenschappelijke instituten van beide taalstelsels of interuniversitaire instituten). ‘Gezien de noodzakelijkheid Leuven te ontlasten, gezien de hervormingen die in de kandidaturen dienen te worden ingevoerd, zal de dekoncentratie geleidelijk en volgens de modaliteiten die vereist zijn voor haar goed verloop, geschieden niet door overheveling maar door verdubbeling van de kandidaturenGa naar voetnoot(1). Dit geldt voor de beide taalstelsels.’ De oplossing is de beste, aldus de verklaring, ‘de beslissing staat definitief vast en kan niet meer in vraag worden gesteld.’Ga naar voetnoot(2) En dan komt de klap op de vuurpijl. In 19e eeuwse paternalistische terminologie verklaren hunne hoogwaardigheden dat alwie het met het voorgaaande niet eens is (De Vlaamse professoren dus, het Vlaams wetenschappelijk personeel en de studenten) kan zwijgen of heengaan. ‘Nu de beslissingen genomen zijn willen wij ze, vrij van elke drukking, met beslistheid doorvoeren en vragen wij aan allen ze te aanvaarden. Wij richten deze oproep tot allen die buiten de universiteit verantwoordelijkheid dragen. Deze oproep wordt een verordeningGa naar voetnoot(1) waar het gaat om de leden van het akademisch, wetenschappelijk en administratief personeel van de beide taalstelsels. Niemand is verplicht zich voor een ambt aan de universiteit kandidaat te stellen. Wie echter, ten welke titel ook, tot de universiteit toetreedt, onderwerpt zich vrijwillig aan hen die het gezag voeren. Men begrijpt weliswaar dat universitairen hun opinierecht en hun meningsuiting willen vrijwaren doch het recht van de akademische overheden is eveneens onbetwistbaar: aan hen komt het toe de beslissingen van de inrichtende macht uit te voeren en alle hinderpalen vastberaden weg te ruimen. Alle rechten kunnen dus niet aan één zijde liggen en de akademische vrijheid moet zich verzoenen met de onderwerping aan de verantwoordelijke oversten. Wat de studenten betreft, die deze schikkingen niet zouden kunnen onderschrijven: zij moeten zelf de gevolgen trekken uit de door hen gedane keuze. Wij vertrouwen er echter op dat onze oproep tot gematigheid niet ijdel zal zijn. Wij zijn ervan overtuigd dat de getroffen oplossing, ingegeven door objektieve beschouwingen, de instemming zal wegdragen zowel van de universitaire gemeenschap als van de beste krachten van het land. Wij verhopen dat de professoren elkaar steeds beter in een geest van broederlijke liefde zullen ontmoeten en dat zij zich in loyale eensgezindheid en openhartige samenwerking rond de verantwoordelijke overheid zullen scharen. Van de gelovigen van ons land vragen wij ook onze beslissingen te aanvaarden. Met hun hulp zal de universiteit van Leuven - die in de loop van haar geschiedenis reeds zovele beproevingen edelmoedig heeft doorworsteld - ook deze moeilijkheden te boven komen. De huidige problemen getuigen vooral voor haar wil de nodige aanpassingen te verwezenlijken en het hoofd te bieden aan een bepaald groeiproces. Zij roepen op tot een grotere trouw tegenover de Alma Mater.’ Ten slotte moet de H. Geest de lading helpen dekkenGa naar voetnoot(2): ‘De H. Geest schenke zijn licht en zijn kracht opdat de Katolieke Universiteit van Leuven, in de toekomst zoals in het verleden, haar belangrijke en onmisbare zending trouw moge vervullen. Mechelen, 13 mei 1966. Leo-Jozef kardinaal Suenens, aartsbisschop van Mechelen-Brussel. André-Marie Charue, bisschop van Namen. Charles-Marie Himmer, bisschop van Doornik. Emile-Jozef De Smedt, bisschop van Brugge. Guillaume-Marie Van Zuylen, bisschop van Luik. Jules-Victor Daem, bisschop van Antwerpen. Leonce-Albert Van Peteghem, bisschop van Gent.’ | |
De ReactieWij laten eerst ‘De Standaard’Ga naar voetnoot(1) aan het woord: | |
Macht der mondigen‘Wat zich in de tweede helft van mei 1966 heeft afgespeeld in België, zal eenmaal door de sociologen worden beschouwd als een keerpunt in de kerkelijke geschiedenis van onze gewesten. Het moge dan of een rechtstreeks of een neveneffekt van het concilie zijn, het feit zelf blijft onmiskenbaar. Zeven bisschoppen vergaderen achter gesloten deuren. Twee dagen later maken zij een beslissing bekend met een onoverzichtelijke politieke draagwijdte. Daarbij houden zij niet in het minst rekening met de explosieve toestand van een toch al zo gefrusteerde Vlaamse opinie. Bovendien verpakken zij dit alles in een literair genre dat niet eens de gebruikelijke zalvende kanselarijstijl volgt, maar precies aansluit bij de autoritaire, onherroepelijke, Romeinse stijl die tweeduizend en zoveel bisschoppen openlijk hebben verweten aan de pauselijke curie. Dan, zo zullen de sociologen ooit schrijven, sloeg een golf van verontwaardiging over de dijken van de eerbied waarmee men traditioneel de bisschoppen bejegent. In elke stad, in ieder dorp kwamen leken en priesters in opstand, gelovigen die er tijdens vier conciliezittijden waren aan gewend geraakt luidop te denken, ongelovigen die plots begonnen te twijfelen aan het ‘aggiornamento’. Is er een verband met het concilie? Ongetwijfeld dit: dat de toon die men amper nog zou aanvaarden in leerstellige en pastorale stukken, a-fortiori wordt afgewezen in een administratief-politiek dokument. Wat nu verder met Leuven ook moge gebeuren, dàt is een nieuw feit dat niets nog ongedaan kan maken: de leken - en ook de klerus - zijn duidelijk in een andere verhouding tot de hiërarchie ko- | |
[pagina 95]
| |
men te staan. Het is spijtig, dat deze nieuwe mondigheid zich voor het eerst moest uiten naar aanleiding van zulk een passioneel probleem; maar even spijtig is het dat zij niet kon worden opgevangen in enige struktuur. Bisschoppen staan zo hoog, de gelovigen zo ver, er is geen andere mogelijkheid tot kommunikatie dan via een audiëntie. Aldus heeft de afwezigheid van enig rechtstreekser kontakt als effekt gesorteerd, dat de reakties niet steeds afgerond en meestal fel antiklerikaal, tot uidrukking kwamen in betogingen, protesten, in moties en in de pers.
Had de Vlaamse opinie het recht om haar besliste afwijzing, die zondag spontaan was ontstaan, verder door te trekken? Ja.
De geweldige evolutie die zich sedert twintig jaar in Vlaanderen heeft voltrokken, is nog lang niet aan haar einde toe. Het noorden van dit land krijgt stilaan het gelaat van een industriële samenleving, die evenmin ideeën als computers vreest. Er zijn verschijnselen van verstedelijking, van hogere beschaving, van geruisloze geloofsafval, van grotere openheid op de wereld. Wat de Kerk van Frankrijk en vooral de Kerk van Nederland beroert, heeft hier zijn weerslag. Bovenal heeft het concilie in de diepte gewerkt. Binnenkerkelijke spanningen werden opgevangen in een optimistisch en vooruitstrevend perspektief. De keuze tussen het wetticisme van bepaalde Romeinse kringen en de autentieke geloofsbeleving van een mgr. Bekkers stelt geen enkel gewetensprobleem meer.
Dat de intellektuelen, meer dan de andere kristenen, veel gevoeliger werden, niet slechts voor kerkelijke problemen, maar ook en vooral voor de verhouding Kerksamenleving, kan niemand betwijfelen. Men heeft hen sedert jaren aangemoedigd om hun gelovig-zijn te verantwoorden: men heeft hun op het hart gedrukt vrij en kritisch te denken en vrijmoedig te spreken; men heeft hun geleerd een onderscheid te maken tussen religieuze en profane waarden en hun eigen, onvervangbare taak in de samenleving beklemtoond. Daar voelen zij zich geen ‘mandaathouders’ van de bisschoppen meer, wel mondige burgers en medewerkers van de Kerk.
Als intellektuelen hebben zij het recht en de plicht om zich mede-verantwoordelijk te voelen voor de toekomst van de universiteit te Leuven en de toekomst van Vlaams-Brabant. Als intellektuelen hebben zij het recht en de plicht om een ongegronde beslissing daarover te verwerpen. Als intellektuelen is het ook hun taak zich te verzetten tegen een verordening, die autoritair is, geen enkel argument aanvoert en nergens blijk geeft van enige tegemoetkoming aan een in eerste instantie Vlaams probleem. Dat professoren, die direkt deel uitmaken van de universitaire gemeenschap, alle vrijheid van denken wordt ontzegd, kan en mag door hen niet worden aanvaard.
Zijn bisschoppen in het verleden soms de mond der machtigen geweest, dan verwachten de intellektuelen, en zij niet alleen, dat zij voortaan ook de macht der mondigen zouden vertolken.’ | |
Is de Vlaamse reaktie dan werkelijk zo hevig geweest?Wij geloven inderdaad dat men niet genoeg de nadruk leggen kan op het spontane en ongeorganiseerde karakter van de vloedgolf van moties en betogingen die na de bisschoppelijke beslissing losgekomen is. Men heeft de Vlaamse katholieken zo diep geraakt dat de traditionele eerbied voor het kerkelijk gezag voor goed verloren ging. Alhoewel bedreigd met uitsluiting riepen de Vlaamse studentenleiders op maandag 16 mei de totale staking uit. In een lange verklaring legden de studentenleiders uit waarom het dictaat voor hen onaanvaardbaar was. De verklaring eindigde als volgt:
‘Dientengevolge veroordelen zij zeer scherp dit asociaal en ondemokratisch optreden en houden zij de verklaring van zondag 15 mei voor niet bestaande. Zij herhalen hierbij hun eisen voor een moderne demokratische Nederlandstalige universiteit te Leuven en een Franstalige in Wallonië.’
Daarmee begon in Leuven een week die uiterst woelig worden zou. Maandagavond 16 mei kwam het voor het eerst tot een spontane betoging en daarna zouden de betogingen elkaar opvolgen, dag na dag, hoe langer hoe woeliger, omdat de rijkswacht door haar uiterst brutaal optreden de sfeer hoe langer hoe meer vergiftigde. Dinsdag 17 mei werd het duidelijk dat het verzet tegen het mandement vaste vorm aannam. In Leuven was de studentenstaking volledig en na de studenten verwierp nu ook het wetenschappelijk personeel van de Nederlandse afdeling de beslissing van het episkopaat. Ook op het politieke vlak belangrijk nieuws: C.V.P.-kamerlid Jan Verroken diende een wetsvoorstel in om de Belgische taalwetgeving uit te breiden tot het hoger onderwijs. Dat betekent dat bij goedkeuring in Vlaanderen ook het hoger onderwijs in het Nederlands zou moeten worden gegeven. Het ganse mandement zou op die wijze zin en betekenis verliezen. Alhoewel men er zich in Vlaanderen rekenschap van gaf dat het wetsvoorstel voorlopig niet zo veel kans maakte werd het toch voor iedereen duidelijk dat naast de Volksunie ook de Vlaamse C.V.P. het mandement veroordeelde.
Duidelijk kon men dit merken in de plots zeer strijdbare toon van de katholieke kranten in Vlaanderen. Vanaf woensdag 18 mei is het merendeel van de katholieke pers in het offensief tegen de bisschoppen. Opmerkelijk zijn onder meer artikelen in het weekblad ‘De Nieuwe’ van 27 mei, van twee geestelijken, de paters F. van Bladel S.J. en R.S. Callewaert O.P., hoofdredacteuren van resp. Streven en Kultuurleven, twee toonaangevende katholieke maandbladen. Beiden keren zich openlijk - voor geestelijken in Vlaanderen een ongewoon verschijnsel - tegen de bisschoppelijke verklaring en dit in niet mis te verstane bewoordingen. Van Bladel schrijft o.m.: ‘De enige evangelische daad die de Belgische bisschoppen op dit ogenblik kunnen stellen is de terugtrekking van hun rampzalige verklaring en het vragen van excuus. Zij hebben het volk beledigd. Om maar één voorbeeld te noemen, dat niet alleen de leden van de universiteit, maar de hele kerkgemeenschap betreft: de bisschoppen zeggen heel duidelijk dat zij die met hun verklaring niet instemmen, niet tot “de beste krachten van het land” behoren. Als zij dit handhaven, hoor ik liever niet tot de beste krachten van het land. Maar ik zou liever zien dat zij dit terugtrokken.... Door het publiek erkennen van hun fout, zouden de bisschoppen duidelijk belijden dat zij in het evangelie willen staan, en geen politieke macht, geen establishment meer willen vormen.’
Alhoewel de betogingen in Leuven onverminderd voortduren gaat de aandacht nu meer uit naar de reacties die overal elders in het land loskomen. Vooral de leraars uit het middelbaar onderwijs tonen zich hierbij zeer bedrijvig en verschillende scholen sturen scherpe protestnota's naar de bisschoppen.
Donderdag 19 mei krijgt de protestbeweging eindelijk het morele gezag dat ze nodig heeft. Spijts het spreekverbod dat op hen drukt wijzen de Vlaamse professoren waardig doch beslist het mandement van 14 mei af.
Omwille van hun situatie is de vastberaden stellingname van de Vlaamse professoren biezonder indrukwekkend. Zie hier de motie der professoren:
‘Zoals tallozen in Vlaanderen zijn de meeste Vlaamse professoren verbijsterd over de bisschoppelijke verklaring, zowel wat de inhoud als de toon betreft. Wij betreuren diep dat de bisschoppen het kontakt met de zeer ruime Vlaamse opinie blijken verloren te hebben. Ondanks de druk die op ons weegt, voelen wij ons in geweten verplicht te verklaren dat met die beslissing het gesprek over de uitbouw van de Leuvense universiteit niet ten einde kan zijn.
Bekommerd om de toekomst van de universiteit en bewust van onze verantwoordelijkheid als katolieke Vlaamse hoogleraars, betuigen wij onze gehechtheid aan de Alma Mater en verklaren ons solidair met de Vlaamse gemeenschap. | |
[pagina 96]
| |
Wij laken echter alle wanordelijkheden, die zich trouwens tegen de daders en de zaak zelf keren. Wij vragen iedereen met de meeste aandrang van alle baldadigheden af te zien.’
Dezelfde dag nog volgen belangrijke stellingnamen van het Verbond der Vlaamse Academici (V.V.A.), de Kultuurraad voor Vlaanderen, het Davidsfonds en V.V.S. (de overkoepelende organisatie van alle Vlaamse studenten).
Vanaf vrijdag 20 mei grijpt het verzet dan ook onstuitbaar om zich heen. De krantenredacties worden overspoeld met moties en stellingnamen van talloze verenigingen en organisaties. Opvallend is hierbij de indrukwekkende wijze waarop de leerkrachten uit het katholieke onderwijs zich tegen de bisschoppelijke beslissing verzetten.
Vanaf donderdag 19 mei wordt nu ook op straat gemanifesteerd telkens een bisschop in het openbaar verschijnt. Het begint met een protestbetoging in Dilbeek wanneer de kardinaal daar een nieuwe kerk komt inwijden en tien dagen later wordt zelfs in kleine gemeenten in de Kempen op straat gekalkt wanneer de bisschop van Antwerpen er het vormsel komt toedienen.
Zaterdag 21 mei komen, in Antwerpen, voor het eerst de leerlingen uit het middelbaar onderwijs op straat. 500 leerlingen beantwoorden de oproep van het Jong Vlaams Studentengenootschap en na de betoging wordt door de inrichters een algemene staking in het middelbaar onderwijs te Antwerpen aangekondigd. Het is slechts een begin want in de week die volgt wordt in ten minste tien steden betoogd door de leerlingen van de uitgangsklasse van het middelbaar onderwijs. De belangrijkste van die betogingen is ongetwijfeld de betoging van 10.000 leerlingen die op woensdag 25 mei door de straten van Antwerpen trekt en waar zowel leerlingen uit het katholieke als uit het rijksonderwijs aan deelnemen. De meest indrukwekkende betoging is de stilzwijgende ommegang van 500 meisjes uit een inrichting voor middelbaar onderwijs te St.-Niklaas. Twee uur lang betogen de meisjes in volstrekte stilte door de straten van de stad. De indruk die van deze zwijgende jonge betogers uitgaat ontzenuwt meteen alle kritiek over opgewonden jeugdgeweld.
Wie geneigd zou zijn de invloed van deze leerlingenmanifestaties te onderschatten bedenke slechts even dat drie, vier uur na de studentenbetoging in Antwerpen door de radio omgeroepen werd dat prof. Leemans (de Vlaamse voorzitter van de onderzoekcommissie Leemans-Aubert waarvan de conclusies door de bisschoppen zo misprijzend over het hoofd gezien werden) door de bisschoppen tot Commissaris-generaal van de universiteit benoemd werd: ‘belast o.m. met het overleg over de politieke problemen die in verband met de toekomst van de K.U.L. zijn gerezen’.
Men kan rustig stellen dat met deze benoeming een nieuwe faze in het verzet tegen het mandement wordt ingeluid. De Vlaamse verenigingen komen terecht tot het besluit dat het verzet van het Vlaamse land nu duidelijk gebleken is en alhoewel de benoeming van commissarisgeneraal Leemans op zichzelf nog geen wijziging in de houding van de bisschoppen betekent is het toch duidelijk dat de stem van het volk eindelijk tot in de bisschoppelijke paleizen is doorgedrongen en dat men een verzoenend gebaar wil stellen. En daarmee is de strijd dan op het politieke vlak beland. Men mag hier nochtans niet uit besluiten dat het in Vlaanderen terug rustig geworden is.
Minder spectaculair, maar zeer doelmatig worden op dit ogenblik door de Vlaamse organisaties actiecomités opgericht die het verzet van een spontane opstand nu in de faze van een geordende politieke strijd moeten brengen.
Zoals Vlaanderen voor een nederlandse universiteit te Gent heeft gestreden zo zal het in de volgende maanden vastberaden de vernederlandsing van het universitair onderwijs overal in het Vlaamse land opeisen.
Als onze Waalse vrienden in het Nederlands in Leuven willen blijven studeren zijn zij hartelijk welkom, franstalig onderwijs willen wij in Vlaanderen niet meer.
Wat nu ook weer niet betekenen wil dat bepaalde gespecialiseeerde kursussen niet in het Frans of het Engels zouden mogen gegeven worden. Daar heeft men in Vlaanderen al evenmin bezwaar tegen als in Nederland. Na het afsluiten van bovenstaand feitenrelaas bereikte ons opnieuw belangrijk nieuws in verband met de K.U.L. Prof. Piet de Somer werd door de bisschoppen tot pro-rector van de Nederlandse afdeling van de K.U.L. benoemd in vervanging van mgr. De Raeymaecker, de huidige prorector die in september emeritus wordt. Dit is bijzonder verheugend nieuws en het lijdt wel geen twijfel dat het Vlaamse verzet tegen het mandement van 13 mei hiermee een eerste belangrijk resultaat heeft geboekt. Prof. De Somer is niet alleen een internationaal bekend viroloog, hij is tevens stichtend lid van de Vereniging der Vlaamse Professoren en overtuigd voorstander van de overheveling van de franstalige vleugel van de K.U.L. naar Wallonië. In een telefonisch vraaggesprek dat hij vanuit de V.S.A. aan een journalist van de B.R.T. toestond verklaarde prof. De Somer inmiddels onomwonden dat zijn inzichten dienaangaande ook na zijn benoeming ongewijzigd zijn gebleven. De benoeming van prof. De Somer tot pro-rector is o.m. het gevolg van het feit dat zowel de Vlaamse professoren als het wetenschappelijk personeel eenparig op de benoeming van prof. De Somer aangedrongen hebben. Wij menen zelfs te weten dat de bisschoppen aanvankelijk andere kandidaten op het oog hadden. Het zou nochtans verkeerd zijn hieruit af te leiden dat de zaak Leuven hiermee haar ontknoping nadert. De benoeming van prof. De Somer verandert op zichzelf helemaal niets aan het mandement dat de bisschoppen tot op heden onverminderd handhaven. L.U. |
|