Bewustwording
‘De liefde tot syn lant is yeder aengeboren’
André Demedts
Op de Elsbos, de boerderij van mijn ouders en hun voorgeslacht, was alles Vlaams, zo vanzelfsprekend als de grond en het water van de Moerdijk en de Mandel, waarlangs onze weiden en landerijen waren gelegen.
Moerdijk, zeg je? Ik zeg Moerdijk. De dijken zijn beken of grachten in West-Vlaanderen. Ik ben te Sint Baafs Vijve ten noorden van de Moerdijk geboren en opgegroeid. Tussen de waterloop en ons woonhuis lagen het moerassige Meerselke, een boomgaard, de schuur en het wagenhuis: alles samen zestig meter. De Moerdijk stroomde door een land van sagen en legenden en jaren lang is het mijn zwerfgebied geweest, waar ik geleerd heb wat het is gelukkig te zijn.
Tussen mijn zevende en achtste jaar is mijn liefde voor de aardrijkskunde begonnen. Ik veronderstel dat de Balkanoorlog er schuld aan had. Met vader en grootvader ging ik 's zondag naar de hoogmis te Wakken en daarna dronken wij een glas bier of een bittertje in ‘Sint Joseph’, de herberg van Ivo De Coninck, waar een grote kaart van Europa aan de muur hing. Op die kaart heb ik met vaders hulp de oorlog tussen Turkije, Servië, Montenegro, Griekenland, Bulgarije en Roemenië gevolgd en ik herinner mij dat mijn hart naar Bulgarije ging, omdat het ten slotte, na de zwaarste last van de strijd te hebben gedragen, door vriend en vijand samen omsingeld en bestolen werd. Ik had het kunnen weten van Rodenbach, maar toen kende ik de leider van de Westvlaamse Blauwvoeterie nog niet. ‘Overmacht verplettert heldendom’.
Ik tekende kaarten, als ik niet las, die dagen dat het slechte weer verhinderde of liever dat moeder om dat slechte weer verbood dat ik uit het huis weg zou lopen. Veel dagen was er geen school, want ondertussen was de oorlog 1914-18 uitgebroken. Er lagen soldaten in de lokalen ingekwartierd of er waren geen kolen om ze te verwarmen. Wij hebben eerst geleefd en daarna is het leren gekomen. Ik tekende kaarten, ook die van Nederland. Het verwonderde mij dat de Nederlandse namen mij zo vertrouwd in de oren klonken. Zo eigen waren, zo alledaags als die uit mijn geboortestreek. Het is dezelfde taal, zei vader, maar wij spreken ze een beetje verschillend uit. De uitspraak verschilde van dorp naar dorp bij ons. Vlaanderen was een lappendeken van verschillen. Maar in Nederland volgde mijn potlood de loop van de Moerdijk die naar mijn vader vertelde een breed water was, en dat water was voor mij geen scheiding meer maar een band.
De ervaring is aan het bewustzijn voorafgegaan. De gebeurtenissen zijn de stapstenen geweest, die naar een overtuiging hebben geleid. In de school hing er, en zij was er op haar plaats, een kaart van België, waarop ook een stuk van Noord-Frankrijk te zien was. Een spoorweg verbond over de grenzen heen, Veurne met Duinkerke, Poperinge met Hazebroek en Kortrijk met Rijsel. Ook die namen klonken als het lied van dezelfde vogel. Zij spreken er Westvlaams, verklaarde grootvader, net als hier. In oktober 1918 trok zich het Duitse leger, na verwoede achterhoedegevechten, uit onze streek terug. Er kwamen Franse soldaten in de plaats. Tachtig man verbleven op de Elsbos; zij zongen over Madelon, qui venait leur servir à boire, en zij hadden ook een reusachtige ton wijn ter beschikking, die als ze uitgedronken was weer werd bijgevuld.
Maar één soldaat was er, een blonde slanke knaap, die de pinard moe, liever melk zou gedronken hebben. Hij kwam in huis met zijn keteltje en sprak Vlaams. Wij keken hem verbaasd aan en lachend lichtte hij ons in: ‘'k Zien ekik ook een Vlamink, 'k weune op een pachthof beneên de Casselberg’. Frans-Vlaanderen had ineens een gezicht gekregen. En na de tweede wereldoorlog, toen de Vlaamse Beweging in Noord-Frankrijk onmogelijk scheen geworden, meenden wij dat er nog een poging moest worden gewaagd om het uitdovende vuur weer aan te wakkeren.
In oktober 1946, naar aanleiding van Streuvels' vijfenzeventigste verjaardag, zou ‘Dietsche Warande en Belfort’ een bijzonder nummer aan de grote prozaïst wijden. Albert Westerlinck gaf mij opdracht naar Het Lijsternest te gaan om met Streuvels af te spreken en daar vernam ik dat hij enige weken te voren het bezoek had ontvangen van een Frans-Vlaming die zijn werk had gelezen. Dat was Pierre Berteloot, leraar in de filosofie aan het lyceum te Avesnes. Daar was plotseling en onverwacht een kans om de afgebroken draden opnieuw
foto ‘De Standaard’ Langs de wegen in de omgeving van Damme (W.Vl.)