Gedragsregelen van ondernemingen in het Nederlands taalgebied van België, toepasselijk in betrekkingen met afnemers en werknemers buiten Vlaanderen.
Wat elders vanwege de Waalse handelaar werd gevorderd, dient andersom van de Vlaamse ondernemer te worden geëist. Het is wenselijk dat de Vlaamse firmant, die handel wil drijven met de kopers die in het Franse taalgebied gevestigd zijn, zich uitdrukken kan in de Franse taal, wanneer hij zijn koopwaren of diensten aanbiedt. Hetzelfde is andersom wenselijk voor de Waalse firmant die een aanbod doet aan Vlaamse afnemers. Wanneer echter deze stelregel niet kan geëerbiedigd worden wegens een gebrek aan kennis van de taal van de koper, dan past het dat de Vlaamse firmant de Franstalige afnemer zou vragen zich in het Frans uit te drukken.
De foutieve houding wordt weggewerkt: de Vlaming wordt de last niet meer opgelegd, de kennis van een vreemde taal op te doen om met zijne majesteit de Franstalige staatsgenoot te kunnen en te mogen kontakt opnemen.
De ongezonde Belgische sfeer moet gezuiverd worden van de virus van de hoogmoedige aanmatiging, die er al maar toe naar streeft het evenwicht in de prestatie te storen.
Vele Vlaamse vennootschappen doen een beroep op kapitaalinvesteerders. Zij vertolken hun ellendig platvloers koopmansinzicht, door hun oproepen, statuten, aandelen en maatschappelijke bescheiden uitsluitend in het Frans te publiceren. Zij zijn even onbeschoft als de Waalse en Brusselse firmanten, die evenmin de taal van de staatsbevolking eerbiedigen.
Wat elders gezegd wordt omtrent het euvel gesticht door de Franssprekende laatdunkendheid, is ook toepasselijk op de ruggegraatloze houding van vele Vlaamse vennootschappen.
Door het behoud van alleen Franse handelsbenamingen en het verspreiden van reklame, fakturen en vouwbladen, uitsluitend in het Frans gesteld, bezondigen zij zich aan een stijlloosheid in het Brusselse en ook in het Nederlandse taalgebied. Zij zorgen er mede voor, dat de hoofdstad haar kenmerk van onwaardigheid blijft bewaren. Zij helpen mede de Waalse laatdunkendheid tegenover de Vlaamse staatsbevolking te voeden.