- | 16 droogdokken; |
- | 4.155.500 m3 opslaguimte voor petroleum; |
- | 700 km. spoorwegen in het havengebied. |
De Antwerpse haven heeft een bijzondere aantrekkingskracht uitgeoefend op allerlei ondernemingen, waaronder reuzenbedrijven (volgens Belgische maatstaven) uit o.m. volgende sectoren: petrochemie, carbochemie, scheikundige en fotografische nijverheid, industrie van de nonferrometalen, scheepsbouw en -herstelling, auto-assemblage, elektronica, voedingsnijverheid en bouwnijverheid. De aantrekkingskracht van de Antwerpse haven wordt duidelijk geïllustreerd door de lokalisatie na te gaan van de ondernemingen die in 1963 meer dan 500 werknemers tewerkstelden. De ganse provincie Antwerpen telde toen 82 dergelijke ondernemingen en waren als volgt verspreid:
- | 32 ondernemingen waren gevestigd in de stad Antwerpen; |
- | 27 ondernemingen waren gevestigd in de onmiddellijke omgeving van Antwerpen; |
- | 23 ondernemingen waren over de andere gebieden van de provincie Antwerpen verspreid (met een neiging tot concentratie rond Mechelen en Turnhout). |
Het industrialisatieritme is de laatste jaren zo sterk geweest, dat men reeds plannen maakt voor een eventuele industrievestiging en havenuitbreiding op de linkeroever. Deze havenexpansie vormt, samen met de uitdieping van de Scheldebedding (het probleem van de bevaarbaarheid van de Schelde) en het begin van uitvoering van het Schelde-Rijnakkoord, een van de actiepunten die op korte termijn zouden moeten gerealiseerd worden.
* * *
Een ander expansiegebied van de provincie Antwerpen bevindt zich op de as Antwerpen-Brussel die binnenkort tot één groot industrieterrein zal uitgroeien. Dit is te verklaren door de expansiedrang van de bestaande ondernemingen die in de steden - en vooral in Antwerpen - geen uitbreiding meer kunnen nemen (tenzij hoogtebouw die in vele gevallen noch technisch noch economisch verantwoord is) en die derhalve verplicht zijn bedrijfseenheden op te richten aan de rand van de agglomeraties. Voor Antwerpen is de richting Wilrijk-Aartselaar en voor Brussel het gebied Haren-Vilvoorde-Mechelen bijzonder illustratief.
Bij de expansiedrang van deze ondernemingen dient eveneens de actie gevoegd die gevoerd werd door de nationale en plaatselijke overheden om vreemde investeringen - hoofdzakelijk Amerikaanse - aan te trekken. Niet alleen grote steden (Mechelen) doch ook kleinere lokaliteiten als Bornem hebben op dit gebied voortreffelijke resultaten bereikt en wel zodanig, dat zekere economen zich de vraag stellen of ons bedrijfsleven
Elk zijn eigen wegwijzer.
niet te vrezen heeft voor een ‘kolonisatie van de vreemde bedrijven’.
Zoals gouverneur Declerck het nog onlangs betoogde (31 maart 1965) lopen de Kempen stilaan hun economische achterstand in. Zowel de Noorderkempen (Turnhout, Beerse, Mol) als de Zuiderkempen (Geel, Oevel, Herentals) zijn de laatste jaren op dreef gekomen en men mag redelijkerwijze veronderstellen dat op halflange termijn de Kempen op gelijke hoogte zullen komen als de twee hoger geciteerde gebieden.
Hiervoor is een brede infrastructuur nodig (aanpassing van de wegen, verbreding van het Albertkanaal, aanleg van een collector voor afvoer van industriële afvalwaters, enz.), zodat de kunstige demografische structuur en de goede ligging optimaal kunnen gevaloriseerd worden.
Men mag daarbij niet uit het oog verliezen dat steeds meer en meer de noodzaak wordt aangevoeld om tot institutionele contacten te komen met de Nederlandse grensgebieden. De Turnhoutse studiedag van 19 juni 1965 over de gemeenschappelijke problemen in Noord-Brabant en de Kempen is in feite niets anders dan een verder uitdiepen van de problematiek van het Benelux-Middengebied die over de grenzen heen de economische realiteit - met al haar implicaties - wil bestuderen.
* * *
Het behoud van het verworvene en de verdere uitbouw van de economische mogelijkheden in de provincie Antwerpen stellen een aantal problemen die in de toekomst een adequate oplossing zullen moeten krijgen wil de economische ontwikkeling niet geremd worden.
Een aantal Vlaamse bedrijven gebruikten traditioneel als voertaal een andere taal dan die, welke gesproken wordt door de streekgenoten. Anderzijds kwam door de inplanting van Amerikaanse bedrijven het gebruik in