Uit de tijdschriften
Tydskrij vir Geesteswetenskappe, jrg. 5 nr. 3, september 1965.
Opgenomen is de tekst van een door de heer H.J.J.M. van der Merwe, tijdens de algemene vergadering van de Zuidafrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns, gehouden referaat over ‘Dubbeltaligheid als de brug van tweetaligheid naar eentaligheid (en naar hij vreest het Engels).
Van der Merwe merkt o.a. op, dat de Brit in Zuid-Afrika nooit zijn taal, zijn Britse gedachtenwereld, zijn ‘way of live’ zal prijsgeven. In de politieke samenwerking met Zuid-Afrika ziet hij een middel tot behoud van zijn taal en cultuur. Voortdurend wordt de Engelse gemeenschap gevoed door nieuw bloed uit het moederland.
De Nederlandse immigrant daarentegen komt gewoonlijk niet voort uit de bovenlagen en sluit zich jammer genoeg vrijwel niet aan bij de Afrikaner, nog minder bij diens taal. Op deze wijze vreest v.d.M., dat in de volgende 35 jaar, tot 2000 dus, niet minder dan twee miljoen Engelssprekenden Zuid-Afrika zullen binnenkomen, waardoor het aantal Engelssprekenden dan het aantal Afrikaanssprekenden zal evenaren.
De immigranten worden voor een groot deel geplaatst in bedrijf en industrie, waar men zich in het algemeen bedient van de Engelse vaktaal, dus alweer Engels in het bedrijf, ook onder de Bantoes, die daar werk vinden.
Het lijkt erop - aldus de slotopmerking - alsof de Afrikaner zijn duur verkregen emancipatie van zijn taal en cultuur zó weinig waardeert, dat hij die op een presenteerblaadje weer wil teruggeven aan de Engelsman.