De Tweede Groot-Limburgse Dag te Maastricht
Dr. Henk Waltmans
Nadat in oktober van het vorig jaar de eerste Groot-Limburgse Dag in Zonhoven in Belgisch-Limburg aan volksontwikkeling en groepsmethodiek, opbouwwerk en streekontwikkeling aandacht besteedde, mocht de Culturele Raad Limburg dit jaar op zaterdag 2 oktober in de Stadsschouwburg te Maastricht de gastheer zijn van meer dan tweehonderd belangstellenden voor de tweede Groot-Limburgse Dag. In de overtuiging, dat de beide Limburgen bij de verwezenlijking van de Nederlandse culturele integratie in het raam der Europese eenheid een belangrijke, stimulerende rol kunnen spelen, werd deze dag georganiseerd in samenwerking met de Culturele Dienst van het Provinciaal Bestuur van Belgisch-Limburg en met medewerking van het hoofdsecretariaat van het Davidsfonds in Leuven.
Na een begroeting door de voorzitter van de Culturele Raad, de heer G. Goossens, en korte toespraken door de Gouverneur des Konings, dr. Louis Roppe, en de Commissaris der Koningin in de provincie Limburg dr. Charles van Rooy, welke laatste nog eens een duidelijk pleidooi hield voor een Universiteit in Maastricht, werden sectievergaderingen gehouden.
- | Jeugd- en jongerenorganisaties bespraken de moeilijkheden en de mogelijkheden bij samenwerking en uitwisseling; er werd een overzicht gegeven van de bestaande jeugd- en jongerenorganisaties in de beide Limburgen; |
| |
- | Docenten in de geschiedenis behandelden het geschiedenis-onderwijs en de culturele integratie van het Nederlandse taalgebied; |
| |
- | Scholieren bekeken de mogelijkheden van contact en uitwisseling; |
| |
- | Vertegenwoordigers van de gemeenten en van plaatselijke culturele verenigingen stipten de mogelijkheden van samenwerking en uitwisseling in het kader van het culturele grenscontact aan; |
| |
- | Vertegenwoordigers uit het vormingswerk voor volwassenen tenslotte experimenteerden met een zgn. ‘leesclub’ onder leiding van de heer Jan Das, diensthoofd volksopleiding van het Davidsfonds te Leuven. |
Daarna vond een plenumvergadering plaats onder leiding van dr. Henk Waltmans, voorzitter van het Algemeen Nederlands Verbond, afdeling (Nederlands- en Belgisch-)Limburg en directeur van het Europa Huis te Borgharen. De heer Clem. de Ridder, secretaris-generaal van het Davidsfonds sprak een begroetingswoord. Nadat de verslaggevers de verslagen van de vijf secties hadden voorgelezen vatte dr. Waltmans het besprokene samen. Daaraan ontlenen wij dat integratie een bewust nastreven is van de culturele eenheid, minder op grond van historische argumenten dan wel op grond van de eisen, welke de concrete werkelijkheid aan ons stelt. Deze integratie betreft de beide provincies Limburg en wel zoals met nadruk door verschillende rapporteurs naar voren werd gebracht, inclusief de Voerstreek, waarvoor de bijzondere aandacht werd gevraagd. Dit streven kan door contacten op een breed terrein worden bevorderd, trouwens de huidige situatie kan aanzienlijk verbeterd worden. Voor het contact tussen plaatselijke groepen is een verruiming van de financiële mogelijkheden geboden. Een betere kennis van de werking van het Belgisch-Nederlands cultureel akkoord en een betere benutting van diens mogelijkheden werd primair gesteld. Ten aanzien van het geschiedenisonderricht werd vastgesteld, dat dit meer open moet zijn en gericht op inzicht in de actuele ontwikkeling. Meer aandacht dient te worden gegeven aan de algemeen-Nederlandse en de regionale aspecten. In Nederlands-Limburg moet de Vlaamsnationale beweging positiever en uitvoeriger worden besproken. Regelmatige samenkomsten van historici, speciaal met het oog op de regionale historiografie, werden aanbevolen, evenals bezoeken met de leerlingen aan culturele monumenten over de grens. De derde sectie beval directies en docenten van de scholen aan na te gaan of een uitwisseling van studenten, b.v. door een week les te volgen aan een school in de andere provincie, niet te verwezenlijken valt. De vierde groep bepleitte allereerst een
verbetering van de totale infrastructuur, waarbij werd aangestipt, dat men op rijksniveau niet moet uitgaan van cijfers gebaseerd op de feitelijke achtergebleven situatie, maar op de gewenste situatie. Bekeken dient te worden of gemeenschappelijke gemeentelijke regelingen over de grens mogelijk zijn. In de publiciteit zal meer regelmatig aandacht aan de andere provincies moeten worden geschonken. De laatste groep leverde met de behandeling van de ‘leesclub-methode’ een praktische toepassing van integratie. De rapporten van de rapporteurs werden met algemene instemming door de plenaire vergadering begroet.
Tot slot volgde een herdenking door mr. R.G.A. Höppener, oud-secretaris en vice-voorzitter van het Anjerfonds Limburg, van de op 7 september 1965 overleden Limburgse musicus Gerard I.H. Kockelmans, laureaat van de Limburgse Culturele Jongeren Prijs 1965. Deze prijs werd uitgeschreven op initiatief van de Culturele Raad Limburg, die daarvoor een jury instelde bestaande uit: drs. R. Salomons en H. Cardous, beiden docent aan het Maastrichts Conservatorium en W. Kesters, muziekprogrammator van studio Hasselt, professor aan het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium te Antwerpen. Het Bestuur van het Anjerfonds Limburg kende op voordracht van de Culturele Raad Limburg de prijs toe aan de heer Gerard I.H. Kockelmans voor zijn composities ‘Music-Hall’ (voor mannenkoor en saxofoonkwartet) en ‘Christus heri et hodie’ (voor mannenkoor en drie trombones).
Aan een muzikaal programma werkten vervolgens mee: ‘Geleens Mannenkoor Mignon’ (o.l.v.J. Bruls), het Limburgs Saxofoon Kwartet en aan de vleugel de dames Gerda en Marie-Hélène Habets.
Het zou te ver voeren omstandig de inhoud van de diverse spreekbeurten en tussenkomsten te vermelden. Daarvoor worde verwezen naar het verslagboek, dat de Culturele Raad Limburg zal uitgeven. Een uitzondering willen we maken voor de inleiding van de heer W. Boonekamp, die de feitelijke situatie van het geschiedenisonderwijs in de sector van het v.h.m.o. besprak. Hij begon zijn betoog met de opmerking, dat de vaderlandse geschiedenis slechts een onderdeel vormt van de algemene geschiedenis, waarop in het algemeen zeer sterk de nadruk wordt gelegd. Duidelijk blijkt dit in de moderne leerboeken, waarin de vaderlandse geschiedenis zoveel mogelijk in de algemene geschiedenis wordt geïntegreerd: de aparte leerboeken vaderlandse of Nederlandse geschiedenis verdwijnen langzamerhand. In die leerboeken heeft, zeer in het algemeen mag men wel zeggen, de Groot-Nederlandse geschiedschrijving gezegevierd, maar praktisch blijkt dit alleen bij de behandeling van de Middeleeuwse geschiedenis, die in de leerboeken haar Hollands-centrisch karakter heeft verloren.
Na de scheuring in de Nederlanden spelen in de schoolboeken de Zuidelijke Nederlanden bijna geen rol om er dan tijdens de regering van Willem I een ogenblik in terug te keren, echter als een uiterst efemeer verschijnsel. De heer