Nederlandse School in Madrid
J.C. de Ruiter
Op 4 oktober omstreeks 9.00 uur 's morgens lijkt het verkeer plotseling drukker in Madrid. Er zijn meer auto's, die auto's hebben meer haast, en bovendien ziet men voor het eerst sinds drie maanden weer kinderkopjes tegen de portierramen gedrukt. Het is een metamorfose, die bij de Madrileen een weemoedige glimlach oproept, weemoedig, omdat al die auto's vol kinderen zich naar de op die dag geopende scholen spoeden en dit onverbiddelijk het einde van de zomer betekent en het begin van de regentijd.
De meeste kinderen hebben keurige, soms wat muffige uniformpjes aan. De jongens inclusief petje met klep, dat in Nederland, voor zover ik me herinner, al een jaar of 20 geleden werd afgeschaft. Mocht u in een van de auto's een blond kopje ontdekken met géén petje op, dan hebt u kans dat dat kindje naar een buitenlandse school wordt gebracht. En mocht de wagen stoppen in de Avenida Alfonso XIII voor nummer 308 dan spreekt dat kindje Nederlands en is één van de 39 leerlingen van de eerste kleuter- en lagere school, die nu ruim een jaar geleden startte door bemiddeling van de Vereniging voor Nederlands Onderwijs in Spanje, ook wel VENOS genoemd.
De Vereniging voor enz. enz. is een plechtige titel voor een groep Nederlandse en Belgische ouders, die het niet konden verkroppen, dat hun kinderen langzaam maar zeker verspaansten. Als u zelf netjes Nederlands probeert te spreken en uw kind komt, na een middag spelen, thuis en zegt: ‘Papa, Pedro heeft 6 jaar’, of vraagt: ‘Welke tijd is het?’, dan begint er iets zeer Nederlands in u te borrelen. Iets van ‘Wie Neerlands bloed door d'aderen vloeit’ en wat er verder volgt. En als er nu maar genoeg ouders zijn, die hetzelfde voelen, dan wordt er vanzelf een Nederlandse school opgericht.
De plannen werden geboren tijdens een bestuursvergadering van de Nederlandse Vereniging Madrid, waarvan bijna 200 van de ruim 500 Nederlanders in de Spaanse hoofdstad lid zijn.
Twee leden kregen opdracht de zaak eens te onderzoeken en een omstreeks mei 1964 gehouden enquête leverde omstreeks 40 kleuters en lagere-schoolkinderen op. Men achtte dit een bemoedigend aantal en niet lang daarna kwam een oprichtingscomité tot stand, waarin de Nederlandse Vereniging, de Nederlandse ambassade en verder vrijwel alle grote Nederlandse bedrijven in Madrid, zoals K.L.M, Philips, Unilever, Grasso, enz. waren vertegenwoordigd.
Op 23 september 1964 werd dan uiteindelijk de ‘VENOS’ opgericht en men nam meteen maar het boude besluit om de kleuter- en lagere school op 15 november te doen starten. Op dat moment had het oprichtingscomité, vooruitlopend op de goedkeuring van de leden, al vast drie onderwijzeressen aangenomen, een gebouw gehuurd in een villabuurt van Madrid, meubels besteld en een actie ontketend om geld binnen te krijgen, teneinde de binnenstormende rekeningen te kunnen voldoen. Dit geld, ongeveer f 9.000, - oprichtingskosten, was er binnen een maand. Het enige probleem wat zich in de koortsachtige dagen vóór de opening van de school eigenlijk voordeed was een zelfs reeds tot Spanje doorgedrongen gebrek aan timmerlui, schilders, loodgieters en elektriciens, die van een wat ouderwetse, maar lichte en charmante villa een fleurige, maar toch liefst ook wel degelijke Nederlandse school moesten maken. Toen dat probleem onoplosbaar bleek, haalden tenslotte een uit 9 man bestaand bestuur en 3 onderwijzeressen spijkerbroeken en oude truien uit de kast en begonnen zelf te schilderen. Het resultaat was, dat jhr. W.E. van Panhuys, destijds de Nederlandse ambassadeur in Madrid, op 14 november een grote schaar aannam van een bedremmeld jongetje met melkboerenhondehaar en een lint in de Nederlands-Belgische kleuren doorknipte. Het halletje, het kantoor van de directrice en de kleuterklas stroomden vol vertederd rondkijkende Nederlanders en Vlamingen en zelfs werd hier en daar een traan weggepinkt toen een afgezant van de Belgische ambassade voor het eerst plechtig de schoolbel luidde.
Sindsdien is het de Nederlandse school in Madrid - als school tenminste - goed gegaan. Op 16 november 1964 begon men met 15 lagere-schoolkinderen en 10 kleuters, terwijl nu, op 15 september gestart is met in totaal 39 kinderen.
De moeilijkheden liggen dan ook zeker niet op het gebied van de belangstelling van Nederlandse en Vlaamse zijde, maar zijn zuiver van financiële aard. Voor de kleuter- en lagere school betalen de ouders resp. f 48, - en f 78, - per maand; voor Nederland uiteraard ongehoorde bedragen. Desondanks was er het afgelopen jaar een tekort van omstreeks f 8.000, - dat slechts kon worden opgevangen door bliksemsnelle leningen bij de grote Nederlandse bedrijven.
De enige hoop voor de inmiddels koninklijk goedgekeurde vereniging is de snelle toekenning van een reeds aan het begin van dit jaar in Den Haag aangevraagde jaarlijkse subsidie. Mocht deze niet komen, dan bestaat er een kans, dat dit werk, dat toch een reëel Nederlands belang vertegenwoordigt, op den duur zal moeten worden stopgezet. Natuurlijk zal het tekort minder worden wanneer er meer kinderen zijn, maar er zal snel geld moeten komen om het toch minstens een jaar te kunnen uitzingen.
Op de lagere school worden de normale in Nederland gangbare leermiddelen gebruikt. Uiteraard was het onpraktisch om voor 15 kinderen 6 verschillende klasselokalen in te richten, zodat op de eerste verdieping van