Neerlandia. Jaargang 69

Kroniek

Noord-Zuid

Oranjefeesten in Diest

In 1963 werden in de Kerk van Breda de protocollen ondertekend, die betrekking hadden op de oprichting van de ‘Unie van Oranjesteden’: Breda (Nederland), Diest (België), Dillenburg (Duitsland) en Oranje (Frankrijk).

29 augustus van dit jaar ontving Diest zijn buitenlandse gasten. Voorafgaande aan deze Oranjefeesten organiseerde het stadsbestuur van Diest een tentoonstelling in het stedelijk museum gewijd aan Prins Filips-Willem van Oranje (1554-1618) en zijn tijdgenoot Joannes Berchmans, heilige van Diest (1599-1621), die beiden hun stempel hebben gedrukt op de geschiedenis van Diest.

De tentoonstelling bevatte schilderijen, gravures, tekeningen, foto's en geschriften. Men zal zich herinneren dat koningin Juliana, die nog altijd de titel draagt van ‘Vrouwe van Diest’, het beschermvrouweschap van de Unie heeft aanvaard.

De Unie heeft vooral tot doel het bestendigen en versterken der historische verbondenheid van de deelnemende steden met het Huis Oranje-Nassau, het instandhouden van duurzame betrekkingen tussen de besturen der vier Oranjesteden, het bevorderen van uitwisseling op elk gebied tussen de inwoners van deze steden teneinde door een beter wederzijds begrip een levend bewustzijn van de Europese verbroedering te ontwikkelen en bij te dragen tot het welslagen der Europese éénwording.

Ter bereiking van dit doel omvat het streven der Unie, in de geest van vriendschap die haar kenmerkt: alle studies, initiatieven, bijeenkomsten en werkzaamheden, strekkende tot hogere waardering van de historische betekenis van de Huizen Nassau en Oranje, tot bevordering van de ekonomische en sociale vooruitgang en tot bevordering van wetenschap, kunst, folklore en toerisme.

Op zondag 29 augustus dan heeft Diest samen met afvaardigingen uit Breda, Oranje en Dillenburg hulde gebracht aan één van de markantste figuren uit het Diest van weleer, nl. prins Filips Willem, wiens stoffelijk overschot rust in de hoofdkerk van Diest.

De burgemeester, de heer Cluckers, begroette in het Nederlands, Frans en Duits de vele gasten o.w. de gouverneur van Brabant, en mevrouw de Neeff, de delegatie van Breda onder leiding van burgemeester Geuljans, van Oranje onder leiding van de adjunkt-burgemeester Alessandrini en van Dillenburg onder leiding van burgemeester Beermann. De vier burgemeesters legden grote bloemenkransen op het graf van de prins, dat een nieuwe steen heeft gekregen.

Na de plechtige bijeenkomst in de kerk begonnen de ‘verbroederingsfeesten’ met een grote optocht, waarin o.a. de jeugdgroepen van Breda een belangrijk aandeel hadden. Muzikale en turnmanifestaties, alsmede parachutendemonstraties, volgden. Een goede ontmoeting tussen vertegenwoordigers van uiteraard verschillende cultuurgemeenschappen welke ongetwijfeld zal nawerken.

Onderscheiding prof. dr. B. Hunningher

De verdiensten van de Amsterdamse hoogleraar in de dramaturgie en de geschiedenis van de dramatische kunst, prof. dr. B. Hunningher, bij de verdediging in de Verenigde Staten (waar hij 12 jaar heeft gedoceerd aan de Columbia universiteit in New York) van de gemeenschappelijke cultuur van Nederland en België zijn in België erkend door de benoeming tot commandeur in de kroonorde.

Comite Benelux Rotterdam en Antwerpen - Limburg

Ter verhoging van de samenwerking onder de Lage Landen zijn de comités voor Benelux-toenadering te Rotterdam en Antwerpen - Limburg nader tot elkaar gekomen, hetgeen in 1964 bleek, toen de Rotterdammers een bezoek brachten aan de kunststad Antwerpen.

In mei van dat jaar waren de Antwerpenaars in Rotterdam. In het weekeinde van 3 en 4 juli jl. kwam een aantal leden van het Comité Benelux-Rotterdam met hun voorzitter mr. K.H. Beylen en secretaris drs. E. Roelofsz kennis maken met de kunsthistorische schatten van Lier en Mechelen. In Lier bezocht het gezelschap de stedelijke musea, het Zimmer-paviljoen en de Sint-Gummaruskerk. In Mechelen werd een beiaardconcert ten gehore gebracht, waarna de merkwaardigste monumenten werden bezocht.

‘Tijd’, het weekblad voor economische voorlichting, uitgegeven door het V.E.V., meent dat manifestaties als deze en ook de jaarlijkse Benelux-persreis de binding tussen de Lage Landen maken tot een hechte werkelijkheid.

‘Ons Erfdeel’

Het Nederlands ministerie van Onderwijs en Wetenschappen heeft onlangs een 200-tal steunabonnementen genomen op het cultureel tijdschrift ‘Ons Erfdeel’.

Het is de bedoeling, dat door de toezending daarvan aan een aantal daarvoor in aanmerking komende personen en instellingen in Nederland een grotere bekendheid wordt gegeven aan ‘Ons Erfdeel’.

Belgische universitaire week in de T.H. te Delft

In het kader van het tussen België en Nederland gesloten cultureel verdrag zal van 25 tot en met 29 oktober 1965 een ‘Belgische universitaire Week’ worden georganiseerd aan de Technische Hogeschool te Delft. Een belangrijk deel van het programma wordt gevormd door een reeks voordrachten over het actuele onderwerp: ‘Verkeer en Mens’. Belgische hoogleraren en andere deskundigen zullen verschillende facetten van dit gegeven belichten.

[p. 138]

Arbeidsmigratie tussen Vlaanderen en Nederland

In opdracht van de Europese Economische Gemeenschap heeft de Economische Raad voor Vlaanderen een studie gepubliceerd over de arbeidsmigratie tussen Vlaamse gewesten en het buitenland. De arbeidsmigratie met Nederland betreft uiteraard vooral de provincies Limburg, Antwerpen en Oost-Vlaanderen en de pendel van Nederland en België betreft de zuidelijke provincies, en is gericht op Antwerpen, het mijngebied van Genk en Houthalen en het Luikse.

De Vlamingen zoeken werk vooral in Eindhoven, Maastricht, Breda, Geleen en Tilburg, verder Oss, Breda, Weert, Hulst. Tegenover een pendel van 16.356 personen naar Nederland (eind juni 1964) stond een pendel van 2.778 personen uit Nederland naar België.

De pendel uit België naar Nederland is overwegend samengesteld uit alleenstaanden, omdat de kindertoeslagen in België hoger liggen dan in Nederland.

Het aandeel van de vrouwen onder de Belgische grensarbeiders in Nederland bedraagt 30 ten honderd. Voor de Nederlandse grensarbeiders is dat slechts 3.7 ten honderd. De pendel naar België is overwegend samengesteld uit gehuwden en kostwinners, hetgeen ook verband houdt met de hogere gezinstoelagen in België.

Prof. dr. Garmt Stuiveling, doctor honoris causa van Gentse universiteit

Op de aanstaande dies natalis van de Gentse universiteit zal de Neerlandicus prof. dr. Stuiveling, hoogleraar in de Nederlandse letterkunde aan de gemeentelijke universiteit van Amsterdam, het doctoraat honoris causa in ontvangst nemen.

Deze hoogleraar-dichter heeft steeds grote belangstelling getoond voor Vlaanderen; hij hield vele lezingen voor onze zuiderburen en in zijn colleges besteedt hij veel aandacht aan de Vlaamse letterkunde. Mede dank zij zijn initiatief kon de ‘Moderne encyclopaedie der wereldliteratuur’ door een intensieve samenwerking van Noord- en Zuid-Nederland tot stand komen. Voorts is hij redakteur van het Nieuw Vlaams Tijdschrift en sinds 1963 buitenlands lid van de Koninklijke Vlaamse Akademie, en sedert 1957 voorzitter van de Vereniging van Letterkundigen.

De heer Joris Duytschaever noemt in zijn artikel over Stuiveling in ‘De Standaard’ zijn dichtbundels ‘Ego en Echo’ (1957) en zijn nieuwe bundel ‘Eeuwig gaat voor ogenblik’ (1965). In 1963 schreef hij een toneelstuk ‘Erasmus, Spel van het humanisme’.

Voorts noemen we zijn literair-historische studies, o.m. ‘De Nieuwe Gids als geestelijk brandpunt’ en ‘Het korte leven van Jacques Perk’.

In ‘Een eeuw Nederlandse letteren (over de periode 1820-1920) is voor het éérst uitgegaan van de Noord- en Zuidnederlandse literatuur als een eenheid.

Als essayist neemt hij een aparte plaats in.

Prof. Brachin, hoogleraar in het Nederlands te Parijs, onlangs onderscheiden door de Kultuurraad voor Vlaanderen, tekende zijn zwierige stijl als ‘c'est la limpidité elle-même’.

Met dr. Maximilian Weller schreef Stuiveling: ‘Moderne welsprekendheid, handboek voor mondelinge taalbeheersing’ (1961).

Tenslotte wijzen we nog op Philipsplaten met gedichten van Bloem, Van Nijlen, Greshoff, Marsman, Van Ostaijen en Slauerhoff, die door prof. Stuiveling niet alleen werden ingeleid, maar ook gedeeltelijk door hem werden voorgedragen.

Al met al een figuur, die in de verbinding Noord - Zuid een zeer bijzondere plaats inneemt.

De Nederlandse posterijen in hun betrekkingen met Vlaanderen

Het Tweede-Kamerlid de heer M.W. Schakel (A.R.P.) heeft vorige maand naar aanleiding van de desbetreffende passage uit het jaarverslag 1964 van het Algemeen Nederlands Verbond aan de Minister van Verkeer en Waterstaat gevraagd te bevorderen, dat de tekst op de formulieren, die in het postverkeer met Vlaanderen worden gebruikt, ook in het Nederlands zal worden gesteld. Tot dusverre luiden die formulieren eentalig Frans.

Minister Suurhof heeft hierop geantwoord dat de Nederlandse posterijen in hun betrekkingen met kantoren van de posterijen in het Vlaamse land in de toekomst gebruik zullen maken van tweetalige formulieren. De minister zei wel, dat eentalig Franse formulieren voor het internationale dienstverkeer met alle landen ter wereld in overeenstemming zijn met de verplichtingen vastgesteld in het algemeen postverdrag. Die formulieren zijn niet bestemd voor het publiek, anders zouden ze ten minste tweetalig zijn.

De eentalige formulieren zullen geleidelijk door tweetalige vervangen worden, naarmate de huidige voorraad opgebruikt is en een herdruk noodzakelijk wordt, aldus de minister.