Meer culturele welvaart
In ons januarinummer maakten wij melding van een uitspraak van prof. dr. Fr. van Mechelen op een te Brussel gehouden colloquium, ingericht door de ‘Studiegroep voor Cultuurbevordering’, gewijd aan de culturele infra-structuur in Vlaanderen.
Prof. Van Mechelen legde in die uitspraak o.a. de klemtoon op het stijgende welvaartspeil, dat de Vlaamse gezinnen de middelen verschaft om van de vrije tijd tenvolle te profiteren. Maar al waren de persoonlijke financiële middelen thans toereikend, het ontbrak nog aan culturele centra, en men was nog maar aan het begin van de culturele vormgeving. Ook stond hij verplicht onderwijs voor tot 15 en weldra tot 16 jaar.
Eenzelfde geluid beluisteren wij nu in ‘De Volksunie’, die een document publiceert van de ‘Groep Democratie’, waarvan o.a. ons bestuurslid mr. J. Fleerackers deel uitmaakt.
In dit document wordt een pleidooi gehouden voor meer culturele welvaart in een tijd, dat de kwantitatieve welvaart het vraagstuk van het arbeidersproletariaat heeft gelenigd, met de bezorgdheid echter, dat wij nu geconfronteerd zullen worden met een cultureel proletariaat, met het gevaar voor culturele ónderontwikkeling.
De ‘Groep Democratie’ pleit in haar document voor een cultureel urgentieplan bij het opstellen van economische bestedingsprioriteiten.
Deze culturele programmatie moet betrekking hebben op de ontwikkeling van de gehele geestelijke levenssfeer van individu en gemeenschap. De kloof tussen schoolse en náschoolse vorming dient beter te worden overbrugd. Ook hier wordt aangedrongen op verlenging van de leerplicht, opdat kan worden voorzien in de behoefte aan kunstzinnige vorming, via toneel, muziek, beeldende kunsten, in de behoefte ook aan opvoedend toerisme en de recreaties in het levenspatroon van de aanstaande volwassene. Meer middelen zijn nodig voor de vorming van de volwassenen in groepsverband door middel van het bestaande verenigingsleven: levensscholen voor jonge werkers, gezinsopleiding voor verloofden en jonggehuwden, sociale en politieke vorming.
Om dit alles te verwezenlijken is, aldus de ‘Groep Democratie’, de inzet nodig van alle particulieren met socio-culturele verantwoordelijkheid, alsmede van alle maatschappelijke instellingen in het land. Van de Overheid wordt gevraagd te voorzien in een ‘tienjarenplan’ wat alle culturele centra en materiële accommodatie betreft.
Noodzakelijk is een wetgeving tot verplichte integratie in het algemeen onderwijsprogramma van culturele practica, als boven genoemd, voorts een doeltreffende ondersteuning van de maatschappelijke náschoolse vorming en van het vormend verenigingsleven, waar gestreefd moet worden naar een voortdurende aanpassing aan de culturele actualiteit. Tenslotte een heroriëntering van het kunstonderwijs en een passende beroepsopleiding voor deskundige culturele werkers voor hogergenoemde opdrachten.
Onmisbaar is daarbij de rol, die de gemeenten zullen dienen te vervullen, waarbij in de nabije toekomst bestuurlijke verbanden tussen de gemeenten moeten worden gelegd, die de plaatselijke, zowel economische als socio-culturele problemen onder gemeentelijk beheer krijgen.