[Nummer 7/8]
Een Nederlands Instituut te Brussel
Wij hebben al dikwijls het denkbeeld, dat mr. H.J. Reinink reeds in 1961 op het 35e Nederlands Congres in Vlaardingen opperde, dat vanwege de Nederlandse regering in Brussel een Nederlands Instituut opgericht zou worden naar het voorbeeld van het Institut Néerlandais te Paris, in herinnering gebracht. Wij zullen het nogmaals doen, met het geduld, dat iedereen die voortzwoegt op de Noord-Zuidverbinding rijkelijk moet bezitten. In het hierop volgende artikel breekt mr. J. Fleerackers nog eens vurig een lans voor de oprichting van een dergelijk instituut, en hij voert er tal van klemmende argumenten voor aan.
In de Nieuwe Rotterdamsche Courant verschenen onlangs, in de rubriek ‘Dezer dagen’, enkele belangwekkende beschouwingen over de noodzaak van een buitenlandse culturele politiek als onderdeel van de ‘gewone’ buitenlandse politiek. Er werd in deze artikelen o.m. gewezen op het feit, dat alle ons omringende grote mogendheden - en met name Frankrijk - cultuurpolitiek zien als een belangrijk en integrerend onderdeel van hun buitenlandse politiek, maar dat Nederland tot de weinige behoort, dat aan dit aspect geringe, in ieder geval te geringe, aandacht besteedt. Wij pleiten - en wij blijven pleiten - voor een gezamenlijke culturele politiek van Noord- en Zuid-Nederland gericht op het buitenland, dit als onderdeel van en voortvloeiend uit een algemeen-Nederlandse culturele integratie. Het instrument voor een dergelijk optreden dient een ‘Raad voor de Nederlandse cultuur’ te zijn, een denkbeeld, eveneens voor het eerst voorgesteld, door Julien Kuypers, op het 35e Nederlands Congres te Vlaardingen, naderhand uitvoerig gestaafd in een nota van de gemengde commissie ter uitvoering van het Belgisch-Nederlands cultureel akkoord, en onderschreven - ter gelegenheid van het 36e Nederlands Congers - door de vertegenwoordigers van een groot aantal representatieve verenigingen op sociaal-cultureel gebied uit Noord en Zuid.
Wij releveren dit nog eens, omdat er uit blijkt, dat de tijd rijp is voor een grootscheepse aanpak van de culturele integratie van Noord en Zuid. Daarom ook kan verlangd worden, dat Nederland in het enige land, waar het zelfstandig een culturele buitenlandse politiek dient te voeren, nl. België, eindelijk metterdaad de zaken aanpakt. Een werkelijke culturele aanwezigheidspolitiek in Brussel dus. Een belangrijk instrument voor een dergelijke politiek zou een goed uitgerust ‘Nederlands instituut’ zijn, naar het voorbeeld van het voortreffelijke ‘Institut Néerlandais’ te Parijs. Wat voor Parijs goed is, is zeker goed voor Brussel. Hiermee althans zullen zeer veel Franstalige Belgen het eens zijn.