[Nummer 6]
De buitenwereld en wij
Aan dit thema of aan varianten op dit thema hebben wij reeds enkele malen een redactionele beschouwing gewijd, maar er kan niet genoeg de aandacht op gevestigd worden. Het artikel van onze Duitse medewerker Hans Combecher, in deze aflevering ‘Nederlands, een bedreigde taal’, geeft een verklaring van de doorsnee-Nederlandse houding tegenover de eigen taal. Wij zullen hier niet nader op de zeer waardevolle beschouwingen van Combecher ingaan; wij willen alleen nog eens onderstrepen, dat zijn aanklacht tegen de Noordnederlandse onverschilligheid t.a.v. de positie van de eigen taal en cultuur in Europa ten volle gerechtvaardigd is. Een houding van ‘het-zal-wel-loslopen’, die - we maken ons geen illusies - de te voorspellen reactie van velen zal zijn op een betoog als dat van Combecher, heeft op wat langere afstand onvermijdelijk kwalijke consequenties.
Het meest verbazingwekkende is eigenlijk - Combecher signaleert het ook -, dat wij verbaasd zijn, als buitenlanders voor de Nederlandse taal en cultuur interesse tonen. En die belangstelling is er in ruimere mate dan wij meestal denken. Toen Radio Nederland Wereldomroep enkele jaren geleden een cursus Nederlands ging uitzenden, meldden er zich dadelijk meer dan duizend cursisten aan, het veelvoudige van wat verwacht werd. In de Nieuwe Rotterdamse Courant verschenen in de afgelopen maanden zeer boeiende beschouwingen van haar literaire medewerker, Adriaan van der Veen, over zijn ervaringen als gasthoogleraar in de Nederlandse literatuur aan de Universiteit van California. In plaats van de verwachte 7 studenten, volgden er 30 - het maximum toegestane aantal - zijn colleges. Dit nummer van ‘Neerlandia’ bevat een artikel van mevrouw Baartman-Runckel, dat het succes van Nederlandse cursussen in Latijns-Amerika behandelt. Dit zijn slechts voorbeelden.
Het zou onvergeeflijk zijn, als wij de kennelijk bestaande latente belangstelling voor onze taal en cultuur overal in de wereld niet op alle mogelijke manieren stimuleerden. We weten het, en we zijn er zeer erkentelijk voor: er wordt in de laatste jaren inderdaad al wat meer aandacht besteed aan de uitstraling van de Nederlandse cultuur in het buitenland. Vermelden we slechts het uitstekende werk van de werkcommissie van hoogleraren en docenten in de Neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten. Maar het is bij lange nog niet genoeg. De overheid in Nederland en in Vlaanderen, maar vooral in Nederland. moet en kan veel meer doen. De culturele integratie van Noord- en Zuid-Nederland zal, naar wij hopen, ook voor de culturele uitstraling naar buiten de nodige vruchten afwerpen.
Taal en cultuur zijn toch minstens even belangrijk als tulpen en kaas?