vaststelling stak ons allen een hart onder de riem. Dit Vlaams toneel was nu eens een konkrete onderneming die niet alleen bewees hoe levendig de Vlaamse taal over de grens gebleven was, maar die meteen ook een uiterst belangrijke verwezenlijking ten voordele van de instandhouding van de Nederlandse taal en het Vlaams bewustzijn in de Westhoek betekende.
Duizenden mensen wist de groep telkenjare aldus niet alleen wat gezonde en opvoedende ontspanning te bezorgen, maar ook weer liefde bij te brengen en eerbied voor die zolang miskende en vertrapte moedertaal.
Na de ‘Sterre’ werden nog opgevoerd: ‘Leentje uit het Hemelryk’ van Gaston Martens, bewerkt door Flor Barbry en Gerard Declercq en opgevoerd in de open lucht in de zomer 1955; daarna ‘Kinderen van ons Volk’ van Antoon Coolen, omgezet door Flor Barbry tot ‘Menschen lyk wyder’, vervolgens ‘De vier Jaargetijden’ van Antoon Coolen en ‘Leontientje’ van Felix Timmermans, eveneens in een bewerking van Flor Barbry; daarna kwam een Engels werk aan de beurt: ‘Uitvaart’ van Satton Vane, vertaal door Barbry, en tenslotte twee werken van Barbry zelf, het eerste getiteld ‘De Harlekijn’, opgevoerd in 1963-1964, en ‘In Afwachting’ (In attendant), het stuk dat dit jaar achttien maal in Frans-Vlaanderen werd opgevoerd en waarvan ons vooral de eerste twee bedrijven als knap toneelwerk hebben getroffen. Het totaal aantal opvoeringen in Frans-Vlaanderen alleen (want er werd ook in Belgisch-Vlaanderen opgetreden om wat zaad in het bakje te kunnen krijgen) bedraagt nu ongeveer 155. Dank zij de steun die ons Komitee van vele zijden kon verkrijgen waren wij in staat de opvoeringen te subsidiëren met een toelage van 500 tot 1000 fr. per vertoning. Het volkstoneel is opgetreden op 21 verschillende plaatsen in Frans-Vlaanderen en het stuk dat het meeste aantal opvoeringen heeft gekend is ‘Menschen lyk wyder’, ‘Kinderen van ons Volk’, van Antoon Coolen, n.l. 41.
Volledigheidshalve moeten wij hier nog vermelden dat het Volkstoneel niet de enige groep is geweest die met Vlaams toneel over de grens is getrokken. Onder stimulans en met de steun van ons Komitee trokken in 1960-1962 drie andere groepen naar Frans-Vlaanderen: de toneelvereniging ‘Voor Outer en Heerd’ uit Alveringem, die zeven vertoningen gaf van het stuk van Jan Gorissen ‘Durf leven’ de toneelvereniging ‘De jonge Troostverwachters’ uit Roesbrugge-Haringen, die zevenmaal is opgetreden met ‘Karel De Blauwer’, het bewerkte verhaal van Pastoor Jules Leroy, en de toneelgroep ‘De Vredezonen’ uit Wielsbeke, die 1 maal ‘De blijde Begravinge van Klakke Verdoest’, een stuk van Gaston Martens, heeft opgevoerd.
Deze drie toneelverenigingen hebben echter hun werk niet kunnen voortzetten. Sommigen vinden het jammer dat niet in het A.B.N. kan worden gespeeld. Wij moeten de taaltoestand in Frans-Vlaanderen echter zien zoals hij is. Zolang de taal nog leeft zoals ze nu leeft, bestaat de mogelijkheid tot een krachtig herleven, maar dat betekent nog niet dat men reeds met het A.B.N. naar het volk kan gaan. Voorlopig is het zeker nog niet mogelijk het volk in zijn diepste gemoed met onze kultuurtaal aan te grijpen, al hebben wij reeds meermaals ervaren dat de vooroordelen tegenover het A.B.N., dank zij onze werking, aan het verdwijnen zijn.
Het is altijd goed de huidige taaltoestand in Frans-Vlaanderen te vergelijken met die bij ons in Vlaanderen in de vorige eeuw. Men speelde toneel en men preekte in het dialekt en het onderwijs was verfranst. Nu beschikken wij over een stevig uitgebouwd Nederlands onderwijs en de dialektvormen maken plaats voor de algemene kultuurtaal. Wij mogen ons dus gelukkig achten dat de massa van ons volk zijn dialekt bleef bewaren toen vooraanstaanden het Vlaams als een minderwaardig taaltje bestempelden. Het opruimen van het dialekt zou de volledige verfransing van ons volk betekend hebben.
Zoals het in Vlaanderen was in het verleden, zo is de toestand nu in Frans-Vlaanderen: niet rooskleurig maar toch niet volslagen hopeloos, omdat er mensen zijn die er iets voor doen én omdat nog zovelen het dialekt kennen en spreken.
Op de wijze van het Volkstoneel moet men dus de Frans-Vlamingen helpen en steunen om dit dialekt te waarderen en in stand te houden, zo niet, dan ondergraaft men het eigen huis. Als dit levende fundament van de natuurlijke taal der Frans-Vlamingen bewaard blijft dan blijft ook de kans bestaan dat men éénmaal het dak van de algemene Nederlandse kultuurtaal zal kunnen optimmeren. Naarmate het Nederlands onderwijs in Frans-Vlaanderen uitbreiding neemt, naarmate de betrekkingen met Vlaanderen en Nederland menigvuldiger worden, zullen ook de mogelijkheden voor het A.B.N. er groter worden. Inmiddels verdient het Volkstoneel voor Frans-Vlaanderen onze grootste aanmoediging, onze steun en onze erkentelijkheid.