A.N.V. Nieuws
In memoriam Dr. J. Schouten
Op 25 maart is dr. J. Schouten op 81-jarige leeftijd plotseling in Den Haag overleden.
Het Verbondsbestuur had hem op 26 november 1955 benoemd tot onder-voorzitter in de vacature, ontstaan door het overlijden van ir. J.F. van Hoytema.
Dr. Schouten, die een drukke praktijk had als psycholoog-pedagoog, heeft schoorvoetend toegegeven aan de herhaalde druk van het hoofdbestuur op hem uitgeoefend de opengevallen plaats in te nemen, waartoe te meer aanleiding bestond, omdat de voorzitter, de heer Bos, wegens voortdurende ziekte nauwelijks meer leiding kon geven.
Maar de warme gevoelens voor het Verbond hebben dr. Schouten over vele bezwaren doen heenstappen.
Dat hij het A.N.V. welgezind was bleek al eerder uit zijn bereidheid voor de afdeling Den Haag op 30 oktober 1953 een lezing te houden over ‘De Nederlandse taal in Indonesië’.
Twee jaar na zijn opneming in het hoofdbestuur volgde in november 1957 zijn
Dr. J. Schouten
benoeming tot voorzitter van het Verbond in de plaats van de heer Bos, die om gezondheidsredenen was afgetreden.
Behalve de leiding van het Verbond, legden ook het voorzitterschap van commissie 1 en het lidmaatschap van commissie III, ter uitvoering van het testament-Visser, te veel beslag op de hem zeer krap toegemeten vrije tijd.
Deze en andere omstandigheden hebben hem - zeer tot zijn leedwezen - belet zijn idealen ten opzichte van het Verbond op voldoening gevende wijze te verwezenlijken.
Dr. Schouten leidde de vergaderingen van het dagelijks bestuur en die van het hoofdbestuur met vaste hand, zonder zijn gezag als zodanig te laten predomineren. Hij was een man van het woord, wat o.a. tot uiting kwam in zijn magistrale rede, gehouden op 2 mei 1958 in Den Haag, tijdens de viering van het 60-jarig bestaan van het Verbond.
Ook Neerlandia had zijn grote belangstelling. In het decembernummer-1957 schreef dr. Schouten over zijn bezorgdheid over de ‘Dreigende ondergang van Indonesië’, het land, dat hem zo nà aan het hart lag, diep betreurend dat een stuk Nederlandse beschaving dreigde verloren te gaan.
Ook de positie der Ambonnezen had zijn volle aandacht en zijn grote bekommernis. In het nov.-dec.-nr-1957 treffen we zijn rede aan, uitgesproken bij de onthulling van het herstelde graf van Hippoliet Meert te Gent. Deze gevoelvolle rede beëindigde hij met de woorden: ‘Moge de wijsheid en de trouw van Meert ons als schone voorbeelden steeds voor ogen staan.’
Fel kon dr. Schouten het Nederlandse minderwaardigheidsgevoel hekelen en ook onze geneigdheid eigen land en eigen prestaties te kleineren.