Culturele autonomie in Vlaanderen
In het juli/augustusnummer van ‘Neerlandia’, jaargang-1964, gaf mr. J. Fleerackers een uitvoerige schets van de Kultuurraad voor Vlaanderen, waarvan hij van het begin af aan secretaris is geweest. In ‘Volksopvoeding’ (Ned.-Belgisch tijdschrift) 14e jg, nr 1, - januari-februarinummer, voegt hij aan die schets nog een paragraaf toe met de titel: Autonomie - Zelfbestuur - Decentralisatie - Federalisme. Daarin stelt hij, dat de K.R.V. geen enkele constitutionele bevoegdheid heeft en evenmin een Waalse tegenhanger, hetgeen het gesprek bemoeilijkt. De tweeledige provincie Brabant heeft zelfs geruime tijd elke medewerking aan en subsidiëring van de K.R.V. onthouden, maar het nieuwe provinciale bestuur heeft in die afwijzende houding een gunstige wijziging gebracht.
Mr. Fleerackers stelt voorts vast, dat het cultureel beleid in België soepeler en autonomer moet kunnen functioneren en meer aangepast moet worden aan eigen behoeften, regionale inzichten en wensen. De praktijk van het cultureel beleid bewijst hoe moeilijk en verlammend de huidige situatie kan zijn.
Het is nl. thans zo in België, dat over bepaalde culturele beleidsvragen Vlaamse èn Waalse culturele sectoren met hoge adviserende raden de minister van advies dienen. De twee taalsecties beraadslagen dan echter eerst afzonderlijk, maar dienen daarna hun standpunten in een gemeenschappelijk advies in. Het komt voor, dat de minister uit de uiteenlopende adviezen één wetsontwerp dient te distilleren. Het behoeft geen verwondering te wekken, dat herhaaldelijk de politieke basis ontbreekt om een gemeenschappelijk beleid op te bouwen en tijdig op dringende culturele problemen een wettelijk antwoord te geven.
Het bibliotheekwezen moet het nog altijd blijven doen met een wet van 1921! Er is een ‘nationale jeugdraad’ opgericht; aan de samenstelling ervan wordt nog steeds gedokterd, omdat de meningen in de beide landsdelen daarover uiteenlopen. Het culturele vraagstuk in België - zo besluit de heer Fleerackers - is een even verouderd religieus-ideologisch vraagstuk als de gehele Belgische situatie een onopgelost 19e eeuws nationaliteitenconflict is, een aftands religieus en partij-politiek proselitisme en nepotisme, erfenis van een eeuwenoude strijd tussen clericalisme en anti-clericalisme.
Maar de K.R.V., samen met de Stichting Lodewijk de Raet, vormen het van particuliere zijde tweede institutionele verband, waar gelovigen en ongelovigen, politiek linksen en politiek rechtsen elkaar moeizaam maar geduldig vinden. De jongere generatie, door de democratisering van het onderwijs beter gevormd en zelfstandiger, laat zich niet meer ringeloren door het geestelijk paternalisme van welke zijde ook.
En België wordt mee opgenomen in een nieuwe cosmopolitische tijdsgeest, waar steeds minder plaats zal zijn voor vooringenomenheid en geestelijke dwang. De Kultuurraad voor Vlaanderen beschouwt zich zowel exponent als promotor van deze ontwikkeling.