Nederland - Zuid-Afrika
Gemakkelijker bezoek over en weer
De heer Ton Koot, algemeen secretaris van het Rijksmuseum en curator-gastheer van het Muiderslot, is onder het culturele verdrag haar Zuid-Afrika geweest. Zijn bezoek heeft weer veel bijgedragen tot versterking van de culturele contacten tussen de beide landen. Hij heeft er gesprekken met museumdirecteuren gehad en lezingen gehouden o.a. over ‘Rembrandts Nachtwacht in nieuwe luister’ en over ‘De schoonheid van de Hollandse cultuur’.
Hier wil ik in het bijzonder aandacht vragen voor hetgeen hij in Potchefstroom, Transvaal, heeft gezegd over het culturele verdrag Nederland - Zuid-Afrika, dat nog altijd niet is verwerkelijkt op de schaal, zoals bij de sluiting van dit verdrag ruim tien jaar geleden werd voorgesteld.
Volgens een schrijver uit Potchefstroom in de Nederlandse Post, het uitstekende maandblad uit Kaapstad, van december 1964, verklaarde de heer Koot, niet te kunnen inzien, waarom dit culturele verdrag niet de omvang van de ‘American Field Service’ kan krijgen.
Hij stelde een drievoudig verdrag voor, dat ook België zou insluiten. (Er bestaat overigens ook een Belgisch-Zuidafrikaanse culturele overeenkomst.) Hij is nl. van oordeel, dat België, wat cultuur betreft, nader aan Zuid-Afrika staat dan enig ander land in Europa. (Of hij ook Nederland in dit opzicht bij België achter ziet blijkt niet uit het verslag.)
Een tweede voorstel dat hij deed, was een overeenkomst met de scheep- en luchtvaartmaatschappijen die voor het vervoer tussen Nederland en Zuid-Afrika zorgen, teneinde het vervoer goedkoper te maken. Anders, zo vreest de heer Koot, m.i. terecht, zullen onze ‘reeds lossere banden steeds losser worden’. Vooral jonge kunstenaars zouden in staat moeten worden gesteld tot een verblijf in het andere land, zo meende hij.
Het is goed, dat de heer Koot deze dingen heeft gezegd; zeker zal hij ze ook in het rapport dat hij de Nederlandse en Zuidafrikaanse regeringen over zijn reis zal zenden, met kracht van argumenten noemen.
Altijd weer wordt bewezen, dat persoonlijke bezoeken en ontmoetingen duizendmaal meer vrucht dragen voor onderling begrip en het onderhouden of versterken van vriendschappelijke betrekkingen dan schriftelijk verkeer, hoe snel en uitgebreid dit tegenwoordig ook gaat.
Al eerder heb ik bepleit, dat er uitwisseling moet komen op verschillend gebied. Schrijvers, schilders, beeldhouwers, architecten, toneelspelers, filmers, voordragers, musici, ballet-, dans- en sportgroepen, zouden voor niet te korte tijd naar het andere land moeten kunnen gaan. Professoren, leraren, onderwijzers, predikanten, journalisten, bibliotheek- en archiefambtenaren, verpleegsters, enz. zouden het werk van hun collega's in het andere land voor enkele maanden - liefst langer - moeten overnemen. Hier geldt niet zo sterk het taalbezwaar als t.o.v. de verdragen met andere landen.
Er is wel het een en ander gebeurd. Maar met de heer Koot ben ik overtuigd dat veel meer mogelijk is, door medewerking van velen. Ook van de vervoermaatschappijen. Want de reizen moeten goedkoper worden, willen deze wensen voor meer en gemakkelijker bezoek over en weer, worden verwezenlijkt.
P.K.