Lustrum kultuurraad voor Vlaanderen
Op 12 december herdacht de K.R.V. te Antwerpen met een academische zitting het eerste lustrum van zijn stichting.
Over de Kultuurraad, waarmee het Algemeen Nederlands Verbond zulke nauwe betrekkingen onderhoudt (zijn algemeen secretaris mr. J. Fleerackers is tevens onze tweede secretaris!) is in Neerlandia nr. 7-8 van 1964 een uitvoerige bijdrage verschenen.
De K.R.V. heeft deze feestviering op een wel heel oorspronkelijke wijze ingekleed. Aan de uitreiking van de twee lustrumonderscheidingen is in het redactioneel artikel reeds aandacht gewijd.
Mr. P. Knapen, stichter en voorzitter van de Raad, reikte aan de beide laureaten een in een moderne vormgeving uitgevoerd herdenkings-‘juweel van Vlaanderen 1964’ uit.
Vooraf had hij, in aanwezigheid van vele autoriteiten, een overzicht gegeven van de omstandigheden waarin de K.R.V. tot stand kwam en de plaats die hij in de huidige Vlaamse Beweging inneemt. Met de stichting van de K.R.V. heeft de nu al 100 jaar oude ‘Vlaamse Beweging’ een aparte dimensie verkregen. De K.R.V. is immers niet alleen een particuliere stichting, maar hij is opgericht door de Bestendige Deputaties (Gedeputeerde Staten) van de Vlaamse provinciebesturen. De Vlaamse Beweging werd dus in zekere zin geïnstitutionaliseerd.
Over de taak van de K.R.V.t.o.v. de Nederlandse integratie zei Mr. Knapen het volgende: ‘de Kultuurraad heeft zich bovendien duidelijk gemanifesteerd als gesprekspartner en woordvoerder bij gelegenheden waar de Vlaamse gewesten als culturele entiteit een eigen stem moesten laten horen. Dit is vooral het geval geweest in het contact met het Noorden. Zonder de eigen taak van het rijk t.o.v. de samenwerking met Nederland te onderkennen, hebben er zich in deze vijf jaren vele gelegenheden voorgedaan waar de K.R.V. als Vlaamse partner in het Nederlandse geheel kon optreden. Met ware vreugde denk ik terug aan de samenwerking met het N.O.G.C., het N.C.C. en het A.N.V. waarvan ik de vertegenwoordigers hier vandaag op deze plechtigheid gans bijzonder hartelijk begroet en ook de dank betuig van de K.R.V. voor de prettige samenwerking.’
Mr. Knapen illustreerde de bedrijvigheid van de K.R.V. op algemeen Nederlands vlak door te verwijzen naar het verlijden van de oprichtingsakte van de ‘Stichting voor de culturele integratie’, die niet langer dan één dag vóór die lustrumherdenking plaats had en waarbij de secretaris van de K.R.V. optrad als woordvoerder en gevolmachtigde van de bij de Stichting betrokken Vlaamse instellingen. Na voorlezing van het rapport van de jury door prof. dr. F. van Mechelen voor prof. dr. P. Brachin en prof. dr. H. Picard voor Z.Exc. J. Kuypers werden de onderscheidingen uitgereikt. Ook de beide laureaten beklemtoonden de noodzakelijkheid het contact tussen Noord en Zuid te versterken ten bate van een betere presentie van de Nederlandse taal en cultuur in de wereld.
Zijne Exc. Mr. R.A. van Elslande, minister van cultuur, sprak in een slotwoord over de functie van de Kultuurraad in het kader van de culturele autonomie in België.
De verschillende autoriteiten, ook uit het Noorden, woonden de academische zitting en de receptie bij. Oud-minister Cals feliciteerde in een uitvoerig telegram de beide laureaten.
Op de ledenlunch waren de drie voorzitters van Nederlandse verenigingen waar de K.R.V. het meest mee te maken heeft, te gast. Dr. W. Verkade, voorzitter van het N.O.G.C., B. Verhoeven namens het N.C.C. en de voorzitter van A.N.V., F. Koote. Laatstgenoemde overhandigde in een spitse tafeltoespraak namens het A.N.V. een ‘voorzittershamer’ aan de jubilerende vereniging: wie regen en verenigingsheibel wenst te voorkomen, wapene zich best met een paraplu en een voorzittershamer.
Het Juweel van Vlaanderen 1964.