Nederlands en Afrikaans
Een symposion
Drs. H.J. Brinkman
Het Afrikaans en het Nederlands zijn zeer nauw verwante talen. In die verwantschap komt de historische band tussen Nederland en Zuid-Afrika uit. Vooral de culturele betrekkingen tussen beide landen, en ook tussen Zuid-Afrika en België, worden door de verwantschap van de talen ten zeerste vergemakkelijkt. Voor hen die de banden over en weer vanzelfsprekend achten en die de andere taal uit ervaring kennen, zijn aan die betrekkingen tussen Nederlands- en Afrikaanssprekenden vaak dan ook weinig problemen verbonden. Toch zijn beide groepen sterk uit elkaar gegroeid, waarbij de territoriale afstand maar een der factoren is. Zuid-Afrika is een zelfstandig en onafhankelijk land geworden, politiek, economisch en cultureel. Ook in dit laatste opzicht is de ‘koloniale’ relatie met zowel Engeland als Nederland aan het verdwijnen. Verwantschap tussen de talen kan de communicatie wel bevorderen, maar houdt als zodanig nog geen communicatie tussen de verschillende groepen in.
In Nederland en ook in België is de kring van hen die het Afrikaans in woord en geschrift zonder moeite verstaan, niet erg groot. In het kader van het onderwijs in het Nederlands wordt op de middelbare scholen zelden iets aan het Afrikaans gedaan. Goede hulpmiddelen voor de kennismaking met het Afrikaans zijn er niet, slechts hier en daar wordt aan de universiteit bij de studie van het Nederlands een plaats voor het Afrikaans ingeruimd. In Zuid-Afrika ligt de zaak wel anders. Daar moet iedere Afrikaanse leerling voor zijn eindexamen een paar Nederlandse boeken lezen, al houdt dit nog geen verstaan van het Nederlands en waardering van die - meestal verouderde - werken in. Aan de Zuidafrikaanse universiteiten is de studie van het Nederlands een verplicht onderdeel van die van het Afrikaans. Hebben echter de oudere Afrikaners het Nederlands nog als schrijf- en kerktaal gekend, allen die jonger zijn dan vijftig jaar, hebben in het algemeen niet meer met het Nederlands als levende, gesproken taal kennisgemaakt.
In Zuid-Afrika is de groep van hen die geen moeite met het Nederlands hebben, dus beperkt. Ook zij die daar door scholing of studie het Nederlands kennen, zullen meer op het Engels, de andere officiële taal van Zuid-Afrika, georiënteerd zijn naast hun moedertaal, het Afrikaans, dan op het Nederlands.
Het blijkt dat kennis van de andere taal, behalve bij hen die met mensen uit het andere land intensief kennis gemaakt hebben, vooral verwacht zal mogen worden bij een beperkte groep neerlandici in Nederland en België, en in Zuid-Afrika bij allen die Afrikaans gestudeerd hebben. De moderne ontwikkeling van de taal- en literatuurwetenschap brengt echter met zich mee dat de aandacht in de studie meer dan vroeger gericht wordt op de studie van de eigen en eigentijdse taal en literatuur en minder dan vroeger op historische verbanden en ontwikkelingen. Een dergelijke accentverschuiving kan tot een vermindering van de kennis van het Nederlands bij studenten van het Afrikaans leiden.
Wanneer zo beschouwd taalverwantschap over en weer een min of meer academische zaak wordt en kennis van de andere taal beperkt is tot een kleine groep in beide landen, is er reden de relatie Afrikaans-Nederlands en in verband daarmee de culturele betrekkingen tussen Nederland en Zuid-Afrika aan een kritische analyse te onderwerpen. Dat is op 14 november j.l. gebeurd op een symposion van de Nederlands-Zuidafrikaanse Vereniging in Amsterdam. 's Morgens werd gesproken over de verhouding tussen de beide talen en de daaraan verbonden problemen onder leiding van prof. dr. G.W. Ovink en prof. dr. G. Stuiveling uit Amsterdam, prof. dr. J.L. Pauwels uit Leuven en de Afrikaners dr. F.J. Snyman en drs. J.Z. Uys. 's Middags werd het gesprek onder leiding van prof. jhr. dr. P.J. van Winter uit Groningen vooral gericht op praktische wensen en mogelijkheden in het kader van de culturele betrekkingen.
Er waren een zestigtal deelnemers, deskundigen op het gebied der culturele betrekkingen, leden en bestuursleden van de N.Z.A.V., hier te lande vertoevende Afrikaners, taalkundigen en neerlandici, terwijl ook het A.N.V. vertegenwoordigd was. Uit de levendige discussie bleek hoeveel kanten het onderwerp van het symposion had. Bij deze verkennende bespreking zal het dan ook wel niet blijven. Het ligt in de bedoeling dat de