Spiegel Vlaamse beweging
De Brusselse randgemeenten
Over de taalwetgeving van vorig jaar, waarbij o.m. zes van de Brusselse randgemeenten een speciaal statuut kregen, is al het nodige te doen geweest, en echo's daarvan heeft men ook in dit blad kunnen horen.
Eén van de meest opvallende aspecten was, dat de wetgeving toen politiek in elkaar geflanst werd - en dit is bepaald niet een te krasse uitdrukking - en nauwelijks of helemaal niet steunde op een voorafgaand wetenschappelijk onderzoek van de bestaande situatie. In ‘Hertoginnedal’ - nogal berucht woord sedertdien in de Vlaamse politieke terminologie - werd een staaltje politiek touwtrekken weggegeven. De oplossing die uit de bus kwam was ook alleen daarop gebaseerd. Ze was voorts een typerend staaltje van het liberalistische beleid - in de slechte betekenis van het woord - waaraan België zo rijk is. Blijvende, laat staan gedegen, oplossingen werden er niet gevonden; een behoorlijk toekomstperspectief nog minder.
Het voorgaande ter inleiding van een publikatie, die, hoe belangwekkend ook, enigszins komt als mosterd na de maaltijd. Geschrokken door het onwetenschappelijke politieke geknutsel t.a.v. de Brusselse randgemeenten en vooral door het feit, dat wetenschappelijke gegevens over de situatie in de randgemeenten vrijwel bleken te ontbreken, heeft de Kultuurraad voor Vlaanderen aan de planologische studiegroep ‘Mens en Ruimte’ verzocht om op korte termijn een studie te maken van de verstedelijking rond Brussel en van de die verstedelijking begeleidende verschijnselen. Een zeer loffelijk initiatief. Het laattijdig ter tafel komen van de mosterd kan bepaald niet aan de Kultuurraad verweten worden. Men moet het in de eerste plaats aan de Belgische regering verwijten, dat ze niet, alvorens aan wetgeving te gaan doen, gezorgd heeft voor een wetenschappelijk onderzoek. Daar was ruimschoots tijd voor geweest. In 1961 was, in de regeringsverklaring van het nieuwe kabinet, reeds het voornemen geopperd om de wetgeving op dit punt te wijzigen en aan te vullen. Men heeft dus twee jaar de tijd gehad voor wetenschappelijk onderzoek. De studiegroep ‘Mens en Ruimte’, die, als particuliere organisatie, natuurlijk over veel geringere middelen beschikt dan de overheid, heeft kans gezien om in enkele maanden tijd haar onderzoek te verrichten.
Dit onderzoek was een zgn. ‘snelsurvey’, d.w.z. een globaal wetenschappelijk onderzoek van een bestaande situatie in het geheel van een bepaald gebied, dit in tegenstelling tot een gedetailleerd onderzoek van bepaalde gedeelten van een gebied of van bepaalde facetten. Men heeft het laatste niet gedaan omdat daarvoor in feite eerst over een globaal overzicht van de situatie zou moeten worden beschikt. Het is te hopen, dat men dit diepergaande onderzoek nu op basis van het voor ons liggende rapport zal verrichten.
Dit rapport nu geeft reeds een zeer verhelderend inzicht in de problematiek van de urbanisering van de Brusselse randgemeenten, waarvan er 38 in het onderzoek betrokken werden.
In het eerste deel van de studie wordt de residentiële en taalkundige evolutie van de Brusselse randzone behandeld vanaf 1830 tot nu, in het tweede gedeelte
wordt nader ingegaan op de factoren van verfransing in de randgemeenten. Zeer gedetailleerd worden in deze zone een 218 woonkernen onderscheiden en worden deze wijken getypeerd naar periode en wijze van ontstaan, wijze van bebouwing, huur- en grondprijzen, welke sociale groepen er gevestigd zijn, en het percentage van Franssprekenden. Voorts wordt een inventaris gemaakt van de in uitvoering of voorbereiding zijnde verkavelingen en deze worden onderscheiden in private verkavelingen en verkavelingen voor sociale huisvesting.
In een aantal besluiten krijgen de feitelijke gegevens en factoren, die de evolutie bepalen, een nadere uitwerking. Veel hiervan was in zijn algemeenheid al bekend, en de studie bevestigt veelal in concreto de tendenties die men meende aanwezig te zijn.
De meest intensieve verstedelijking vindt plaats in oostelijke en zuidelijke richting. Deze verstedelijking verloopt ongeordend en is onvoldoende in overeenstemming met planologische normen. De verfransing gaat gelijk op met de residentiële ontwikkeling, ze is verreweg het grootst, waar personen met een hogere sociale status zich vestigen, dit weer vooral in wijken,