nog heeft onderstreept. Prof. Van Houtte herinnerde aan het belang van de academie als katalysator van de Vlaamse wederopbouw op geestelijk en wetenschappelijk gebied en als waarborg voor een herwaardering van het geestelijke erfgoed van de Zuidnederlandse cultuur. Dr. L. Lebeer, vast secretaris, wees op de betekenis van een academie in een klein taalgebied om o.m. wetenschapskringen bestendig met het buitenland in contact te brengen. De academie telt nu 139 werkende en 20 corresponderende leden.
Huysmans pleitte nadien voor een modernisering van de academie-activiteiten. ‘Politiek en cultureel leven wij te veel in de wereld van gisteren. Wat mij betreft, ik leef reeds nu in de wereld van morgen’, zo besloot de 93-jarige nestor van de ‘internationale’ de ‘socialistische’, de ‘Europese’, en niet in het minst de ‘Vlaamse Beweging’, zijn toespraak.
Het stellen van het reorganisatie-probleem, op de herdenkingszitting terloops door Huysmans aangesneden (en later door hem nog in een editoriaal van ‘de Volksgazet’ verdedigd), komt op een geschikt ogenblik.
Nu de gedachte van een hechter cultureel samengaan van het hele Nederlandse taalen cultuurgebied ook institutionele vormen gaat aannemen - o.m. door de voorgestelde oprichting van een ‘Belgisch-Nederlandse Raad voor de Nederlandse Cultuur’ - gaan in België stemmen op om maar weer eens een Academie, nu een Belgisch-Nederlandse, op te richten in plaats van de voorgestelde (Hoge) Raad. De lezer van Neerlandia kent het standpunt van het A.N.V., onlangs krachtdadig bevestigd door het 36e Nederlandse Congres.
‘Geen nieuw wetenschappelijk academisch lichaam, maar een werkelijke beleidsinstelling met de bevoegdheid de culturele politiek van beide landen te stimuleren en te integreren’. Dit belet niet dat de suggestie voor één geïntegreerde wetenschappelijke academie voor het Nederlandse taalgebied op een bepaald ogenblik geen vruchtbare gedachte kan zijn. Maar dan niet in ruil voor of vóór de oprichting van de Belgisch-Nederlandse Culturele Raad.
Mr. J. Fleerackers