of meer kennis van Zuid-Afrika's problemen en beleid - weinig of niet de geringste sympathie met Zuid-Afrika hebben. Omdat ‘apartheid’ hun tegen de borst stuit. Omdat zij bij alle rechtvaardiging ervan steeds het belang van de blanke heersende groep vóór zien gaan tegenover dat van niet-blanken als individuen of als groep, die politiek weinig rechten heeft, sociaal-economisch zeer zwak staat en onderontwikkeld is. Omdat beginselen van recht en democratie, van vrijheid en gelijkheid, zoals wij die in Nederland en Vlaanderen kennen, in het Zuidafrikaanse beleid voor sommigen in het geheel niet, voor anderen zelden te herkennen zijn. Omdat een beleid dat misschien een vlekkeloos ver einddoel heeft, niet met middelen die de toets der kritiek niet kunnen doorstaan, uitgevoerd mag en kan worden.
Velen, vooral in Nederland, menen in hun verontwaardiging dat een boycot van Zuid-Afrika, politiek, economisch en cultureel, het manifesteren in woord en geschrift, het uitoefenen van druk, het steunen van de oppositie in Zuid-Afrika en het organiseren van internationale oppositie de Zuidafrikaanse regering tot een koerswijziging zullen brengen. Enkelen zien zelfs alleen heil in een revolutie en het aanmoedigen ervan. Het effect van dergelijke activiteiten is, wat een koerswijziging of een verandering van regering in Zuid-Afrika betreft, tot nu toe eer averechts geweest. Een der betreurenswaardigste aspecten van de huidige situatie in Zuid-Afrika is ten gevolge van internationale oppositie en druk, vooral onder de Afrikaners een sluiten van de rijen, een verharding van standpunt, een zich met de rug tegen de muur plaatsen en daaruit voortvloeiend een vermindering, soms zelfs uitsluiting van onderlinge discussie en kritische vorming en ontwikkeling van opinies, waardoor aanpassing, wijziging of soepelheid in het beleid eer moeilijker dan gemakkelijker worden. Dit is vooral van belang nu de Transkei als eerste gedeeltelijk autonoom Bantoegebied in Zuid-Afrika gaat functioneren, waardoor het Zuidafrikaanse bevolkingsvraagstuk een nieuwe fase ingaat. In deze fase heeft de regering de ontwikkelingen niet meer geheel in de hand en zal zij die ten dele moeten gaan volgen, tenzij men op het tot nu toe gevoerde beleid terugkomt, hetzij door de niet-blanken met geweld in hun aspiraties tegen te gaan, hetzij door van ‘apartheid’ af te zien.
Een ander aspect van de huidige situatie is dat de Zuidafrikaanse regering door groeiende aanhang onder de blanke kiezers en door de zeer grote en nog steeds groeiende kracht van de Zuidafrikaanse economie, zowel nationaal als internationaal, ook politiek sterk staat. Bovendien zal de wijze waarop de andere Afrikaanse landen hun actie tegen Zuid-Afrika voeren, mede gezien het binnenlandse beleid van vele van hen, misschien eer de positie van Zuid-Afrika met betrekking tot West-Europa en Amerika versterken dan door isolement verzwakken. Het ziet er dan ook niet naar uit dat door middel van boycots en internationale druk op korte termijn verandering van Zuid-Afrika's beleid te bereiken is, tenzij men onder de middelen daartoe ook een revolutie wil brengen, waarop de kansen, gezien de houding van de meeste Zuidafrikaanse niet-blanken, echter onduidelijk zijn.
* * *
Tegen deze achtergrond moeten de betrekkingen van Nederland en Vlaanderen met Zuid-Afrika gesteld worden. Het lijkt mogelijk dat alle bovengenoemde groepen belang hebben bij die betrekkingen, bij contact en communicatie met Zuid-Afrika. Met name geldt dit dan voor de tegenstanders van de apartheidspolitiek, want door middel van die communicatie kunnen zij trachten hun bezwaren in Zuid-Afrika kenbaar te maken. in discussie met de Zuidafrikaners te treden en tot de onderlinge discussie in Zuid-Afrika bij te dragen, eventueel door in te spelen op in Zuid-Afrika bestaande verschillen van opvatting en argumentatie. De paginaruil van het Nederlandse dagblad ‘Trouw’ met de gematigdnationalistische ‘Die Burger’ van Kaapstad en de brief van een aantal vooraanstaande Nederlanders aan de regering in november jl., waarin wordt aangedrongen op persoonlijk contact met de Zuidafrikaanse regering, kunnen in dit verband gesteld worden. Voor Zuid-Afrika is die communicatie ook van groot belang om aan een verder isolement te ontkomen en wanneer men daar in het goed recht van eigen visie gelooft - en dat doet men - behoeft men discussie niet te vrezen.
Het kan niet de taak van het A.N.V. zijn zich over het Zuidafrikaanse rassenvraagstuk en -beleid uit te spreken of daarover een uitgebreide interne discussie te gaan voeren. Wel kan het zijn aandeel in het instandhouden en herstellen van de communicatie leveren, zoals reeds enkele keren in dit blad werd bepleit. Dat is dan ook de bedoeling van dit Zuid-Afrikanummer van ‘Neerlandia’. De redactie heeft gemeend dat die communicatie moet beginnen met voorlichting vanuit en over Zuid-Afrika om aan Zuid-Afrika te tonen dat wij hier die voorlichting wensen, en om aan hen in Nederland en Vlaanderen die zich met Zuid-Afrika bezighouden, een hoeveelheid informatie te bieden, die voor communicatie noodzakelijk is. Zij die zich willen informeren over de kritiek op Zuid-Afrika en de ‘apartheid’, kunnen in verschillende in Nederland verschenen geschriften materiaal vinden (b.v. Zuid-Afrika en de apartheid, rapport van het Koos Vorrink Instituut, uitgegeven door de N.V. Arbeiderspers, Amsterdam 1962). Volledige informatie en bespreking over en weer van rassen-vraagstuk en ‘apartheidspolitiek’ in Zuid-Afrika zijn onmogelijk in het bestek van een ‘Neerlandia'’-nummer te geven.
Ten overvloede zij gesteld dat uit het afdrukken van de volgende artikelen van Prof. Olivier en Dr. Geyer geen standpuntbepaling van de redactie ten aanzien van deze artikelen mag worden geconcludeerd. Wel is de redactie hun zeer dankbaar voor hun medewerking, waardoer zij metterdaad hebben getoond de betrekkingen van Zuid-Afrika met Nederland en Vlaanderen op prijs te stellen. Moge dit nummer bijdragen tot het in stand houden en versterken van die betrekkingen.