Vlaanderen
20ste ‘Vlaamse poeziedagen’ te Wemmel
In Wemmel, waar 5 oktober de ‘Vlaamse Poëziedagen’ werden gehouden, kon men het weer constateren: een dergelijke instelling zou Nederland moeten kennen. Het zou hier even gewoon moeten zijn als in België, dat een aantal schrijvers en liefhebbers van literatuur één of meer dagen samen doorbrengen. In Wemmel heb ik kunnen zien hoe goed het is, dat de schrijvers van de verschillende generaties elkaar ontmoeten en kennisnemen van elkaars inzichten op een meer ongedwongen wijze dan dat in de literaire periodieken gebeurt. Men leert er wat minder eenzijdige theorieën op na te houden en dat zou het starre dogmatisme in de Nederlandse literatuurbeschouwing beslist geen kwaad doen. Typerend was het, dat in Wemmel de nieuwe talenten een even aandachtig gehoor vonden als de gevestigde reputaties, en dat er van de spreekwoordelijke vijandschap tussen de generaties geen sprake was. Met even veel interesse nam men kennis van de voordracht van Luc van Brabant over Louise Labé, een dichteres uit de 16de eeuw, als van de poëzie van de Laureaten, waarvan speciaal het werk van de Baziel de Craeneprijs-winnaar, Marc Braet, mij opviel. Dat er niet alleen verstandhouding tussen de generaties mogelijk was, bewees de Waalse dichter Maurice Carême, die een vurig pleidooi hield voor begrip tussen de Vlaamse en Waalse schrijvers. Vervolgens liet hij de Franse vertaling horen van een aantal Vlaamse gedichten. In de vertalingen van een paar gedichten van Paul van Ostayen toonde hij zich een meester in de taal: niets van het typische en onvervangbare dat van Ostayen kenmerkt was verloren gegaan. En dan de verrassing van de dag; Achille van Acker, groot man in de politiek, Voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordiging, die voorleest uit zijn eigen poëtisch werk.
Tenslotte vond in een park de opening plaats van de ‘poëziebrug’, de brug die het eilandje waar in de regel 's zomers de Poëziedagen gehouden worden, met het park verbindt. De openingswoorden sloten treffend aan bij wat ik die middag had laten horen; de dichters dienen zich niet op het eiland van de onverstaanbaarheid terug te trekken.
De algemene indruk van de Poëziedagen: waakzaamheid tegen verstarring en het isolement van de schrijver.
Ik mag hopen, dat de poëziebrug Nederland-Vlaanderen in de toekomst wat hechter wordt; over het algemeen weten wij hier te weinig wat in Vlaanderen aan de hand is, en van de openheid daar valt nog veel te leren.
Peter Berger