Vlaams verzet
Unaniem reageerden de Vlaamse culturele, sociale en overwegend katholieke politieke groeperingen, op de eerste plaats tegen het feit dat de Brusselse agglomeratie zo maar met zes Vlaamse gemeenten zou worden verrijkt. Er is weliswaar sprake in het taalcompromis dat de Brusselse agglomeratie voortaan wèrkelijk tweetalig zou worden, maar de ervaring heeft de Vlamingen geleerd, dat Brussel, alle vroegere en huidige taalwetten ten spijt, alles systematisch verfranst wat binnen zijn bereik valt.
Nooit is er één Belgische regering in geslaagd de taalwetten te doen naleven in Brussel, zodat men ook thans niet gelooft dat één man, nl. de nieuw aan te stellen koninklijke commissaris, daar wèl in slagen zou.
Tevens stelt men zich de vraag, of de beloofde Nederlandse scholen te Brussel er werkelijk zullen komen, en indien ja, of ze niet stiefmoederlijk zullen worden behandeld en geboycot. De laatste weken zijn er namelijk enkele staaltjes van Franse onverdraagzaamheid in die zin aan het licht gekomen, o.m. het feit dat in een Brusselse school met een Nederlandse en een Franse afdeling, waar de Franse klassen over mooie lokalen beschikken, de Nederlandse lessen op zolderkamers en in... de gangen worden gegeven. Een ander voorbeeld geven ons de woorden van een Brusselse schooldirecteur, die aan een Vlaamse vader verklaarde dat hij zijn kind het best in de Franse afdeling plaatste, aangezien men het Nederlands toch wel op straat kan leren!
Een ander aspect van het Brusselse probleem, dat de Vlamingen niet kunnen aanvaarden, is het feit dat de zes Vlaamse gemeenten, die naar de Brusselse agglomeratie zouden overgeheveld worden, nog over veel bouwgronden beschikken. Deze gronden zijn voor een belangrijk deel in het bezit van enkele kapitaalkrachtige en franssprekende kringen, die de aanhechting bij Brussel stimuleren wat de inwijking van Franse villabewoners met de daaruitvolgende verfransing zou bevorderen, in de hoop aldus de geldwaarde van hun gronden te zien stijgen.
Behalve tegen het ontworpen stelsel m.b.t. Brussel brak er ook unaniem verzet uit tegen de voorgestelde taalregeling te Leuven. Het taalcompromis voorziet Frans kleuter- en lager onderwijs en administratieve faciliteiten. Maar waar zullen deze faciliteiten eindigen? En wie kan waarborgen dat er ook geen Frans secundair onderwijs zal opgericht worden? De rector van de universiteit heeft immers reeds uitdrukkelijk verklaard, dat de universiteit zèlf voor Franse secundaire klassen zal zorgen, indien de staat dat niet wil doen. Daarbij komt dat het taalcompromis van de regering de oprichting voorziet in de schoot van de Franse sectie van de universiteit van instituten en scholen, die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar taak. Waar ligt de grens hier?
Voor één punt kunnen de Vlamingen minister-president Lefèvre gelukwensen, althans gedeeltelijk, nl. voor de passus gewijd aan de vernederlandsing van het bedrijfsleven. Deze passus zou de bedrijven in het Vlaamse land verplichten hun boekhouding in het Nederlands te voeren, maar... dit geldt alleen voor bedrijven die meer dan 50 werknemers te werk stellen. Tegen deze bespreking werd duchtig geprotesteerd, zodat het cijfer door de regering stiekem op 10 werd teruggebracht (bedrijven met negen arbeiders zouden dus verder rustig in het Frans geadministreerd kunnen worden).