2. Het werk van volkshogescholen op katholieke basis
Jan Beerends
Wanneer de lezer verneemt dat er in Nederland twee groepen Volkshogescholen werkzaam zijn en wel a) volkshogescholen op algemene basis, verenigd in de ‘Vereniging tot stichting van volkshogescholen’ en b) volkshogescholen op confessionele (r.k.) basis, verenigd in de ‘Federatie van volkshogescholen op katholieke grondslag’, dan veronderstelt hij hoogstwaarschijnlijk dat hier een ernstige conflictsituatie ligt en denkt hij aan eindeloze tweegevechten, scherpe polemieken en aan onverzoenlijke, elkaar voortdurend belagende tegenstanders.
En het zal van de mentaliteit van de lezer afhangen - namelijk of hij tot de vredesduiven of tot de kemphanen behoort - of hij zich verheugd dan wel teleurgesteld gevoelt wanneer wij hem kunnen verzekeren dat de verhoudingen in werkelijkheid een veel vredelievender en vriendschappelijker aspect vertonen dan hij op het eerste gezicht zou vermoeden.
Niet alleen leven beide groepen in een vreedzame coexistentie naast elkaar, niet alleen respecteren en erkennen zij elkaar, maar bovendien ontstond in de loop der jaren een hecht contact en een voortdurende samenwerking. Regelmatig worden bepaalde cursussen gezamenlijk georganiseerd en door één centrale gepropageerd.
Beide groepen maken deel uit van één door hen gestichte landelijke beraad-instantie, de Nationale Commissie Volkshogeschoolwerk Nederland.
Bestaan er dan tussen beide groeperingen in het geheel geen verschillen in opvattingen en uitgangspunten? Toch wel, maar deze hebben de wederzijdse vriendschap welke van meet af aan tussen de ‘topfiguren’ bestond, niet kunnen aantasten, nóch het wederzijds vertrouwen, nóch het respect voor elkanders overtuigingen, geschaad.
De leiders van beide groeperingen en van de respectievelijk bij een der landelijke organisaties aangesloten instituten, hebben steeds met welwillend begrip naar elkaar willen luisteren en niet bij voorbaat alle gelijk aan hun kant gezocht.
Is er iets wat de geest van het volkshogeschoolwerk gaver zou kunnen manifesteren dan juist déze houding? Men zou kunnen zeggen dat beide groeperingen elkaar over alle verschillen heen konden vinden en met elkaar over die verschillen een vriendschappelijke dialoog konden voeren, omdat over wezen en doelstelling van het volkshogeschoolwerk een fundamentele eensgezindheid bestaat.
Die eensgezindheid bestaat over de algemeenheid welke het volkshogeschoolwerk moet kenmerken en wel algemeenheid in de zin welke Grundtvig - de stichter - aan deze term hechtte.
Wij zouden dit begrip aldus kunnen omschrijven: algemeen is wat allen gemeen hebben. In de praktijk betekent dit: dat binnen het volkshogeschoolwerk gezamenlijk wordt gezocht naar die waarden welke wij als mensen krachtens onze mede-menselijke natuur gemeen hebben. Meer genuanceerd: wat wij als christenen van alle gezindten, wat wij als leden van één volk, - christenen en humanisten -, wat wij als deelgenoten