Kroniek Vlaamse beweging
Vernederlandsing van het bedrijfsleven in Vlaanderen
Het feit dat de administratie en de zogenaamde human relations van heel wat officiële, parastatale en vooral van private bedrijven en bedrijfsinstellingen in Vlaanderen volledig of overwegend in het Frans geschieden, betekent reeds lang een doorn in het oog van de Vlamingen. Dit is meer dan begrijpelijk, vooral wanneer men de sociale zijde van de zaak bekijkt. Niemand kan het immers prettig vinden in zijn eigen streek te worden tewerkgesteld in een vreemde taal.
Reeds lang probeerden de verschillende Vlaamse verenigingen door praten en overreden de franssprekende bourgeoisie der bedrijven te bewegen, de a-sociale taalbarrière tussen de directie en de werknemers ongedaan te maken. Maar tevergeefs.
In de maand mei bereikte de beroering rond dit probleem een hoogtepunt. De algemene voorzitter van het Vlaams Ekonomisch Verbond, de Heer Henry Cappuyns, drong, tijdens het jaarlijks congres van dit Verbond op 11 mei te Antwerpen, aan op een wettelijke tussenkomst van regeringswege om het bedrijfsleven te vernederlandsen. Er gaan trouwens in Vlaanderen meer en meer stemmen op, om te eisen dat de Regering de plicht heeft bovendien onhoudbare a-sociale toestanoen bij de wet te regelen, indien de privé-sector volledig in gebreke blijft. In sommige kringen gaat men zelfs verder en wint de gedachte veld, dat de etatisatie van het bedrijfsleven uiteindelijk het enige middel zal zijn om deze vernederlandsing te verkrijgen.
Ook de Vlaamse Volksbeweging spande zich gedurende de maand mei in voor de vernederlandsing van het bedrijfsleven, en organiseerde in die zin - met grote bijval trouwens - een voettocht van Gent naat Zelzate om haar eisen kracht bij te zetten. Naar aanleiding van deze voettocht publiceerde de Heer De Bondt, ondervoorzitter van de V.V.B., een brief in de pers, waaruit wij het volgende lichten: ‘Het gebruik van de streektaal als bedrijfstaal is voor de V.V.B. niets anders dan een eerste, urgente maatregel die moet leiden tot de integratie van het bedrijfsleven in de Vlaamse gemeenschap. Het gaat er niet om de taal als louter instrument te willen zien hanteren, maar als levend en levenwekkend medium, dat het moderne bedrijfsleven maakt tot een wezenlijk onderdeel van een progressieve gemeenschap die mee opstijgt met de vooruitgang van de Europese en de wereldgemeenschap.’
De beroering in Vlaanderen omtrent het bedrijfsleven schijnt inmiddels tot bij de regering te zijn doorgedrongen. De regering werkt momenteel aan een ‘taalkompromis’ dat vooral betrekking heeft op het taalstatuut van Brussel en randgemeenten, maar waarin ook het bovenvermeld probleem ter sprake komt. De eerste minister, Theo Lefèvre, verklaarde dat in dit taalkompromis een biezondere passus wordt gewijd aan de vernederlandsing van het bedrijfsleven, nl. de boekhouding van de ondernemingen in het Vlaamse land zal, om rechtsgeldig te zijn, in de streektaal moeten opgesteld zijn.
Met dergelijke maatregel is men natuurlijk nog niet bij machte de moeilijkheden volledig op te lossen - ten slotte heeft de werknemer weinig uitstaande met de boekhouding van het bedrijf, en wenst hij in de eerste plaats in zijn eigen taal bevolen en begrepen te worden - maar het is toch een wegwijzer in de goede richting. Op het moment dat wij deze regels schrijven is de volledige tekst van het ‘taalkompromis’ echter nog niet gepubliceerd, zodat wij hierop in onze volgende Kroniek zullen terugkomen.
LIC. J. SOENEN