Neerlandia. Jaargang 67
(1963)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermdFrans-VlaanderenZorgenkind Frans VlaanderenBoeiende lezing van André DemedtsGa naar voetnoot1)De belangstelling van het Algemeen Nederlands Verbond gaat al jaren lang naar Frans Vlaanderen uit. Diegenen onder zijn leden, die ooit contact met de streek en haar inwoners hadden, zijn echter weinig talrijk en daarom was het bijzonder gelukkig, dat de Vlaming André Demedts, kenner bij uitnemendheid van Frans Vlaanderen, op 27 maart voor de afdeling Rotterdam van het Verbond er een en ander over is komen vertellen. Het is een zeldzaam boeiende avond geweest, al was de belangstelling ervoor helaas niet bijster groot. Demedts heeft in een onberispelijk Nederlands Frans Vlaanderen en zijn inwoners aan zijn toehoorders voorgesteld. Historisch gezien is het ontstaan van Frans Vlaanderen vrij simpel: De Franse koningen hebben er steeds naar gestreefd | |
[pagina 66]
| |
hun land natuurlijke grenzen te geven. In het noordwesten moesten deze van de Somme tot de Noordzee lopen en in een reeks van oorlogen met de graven van Vlaanderen hebben zij het gebied ingepalmd, waarin thans drie miljoen mensen (maar natuurlijk niet slechts Vlamingen) leven. De Vlamingen aldaar zijn door de Franse officiële instanties feitelijk nimmer op voet van gelijkheid behandeld met de andere nationale minderheden, die Frankrijk bevolken, zoals de Bretons, de Basken, de Katalanen en de Duitsers. Theoretisch mag sedert 1926 de jeugd het examen voor het ‘baccaulauréat’, dat toegang verleent tot de universiteiten, in de streektaal afleggen. Maar Vlaams werd op geen enkele school onderwezen en er waren geen examinatoren voor deze taal voorhanden, zodat de Vlamingen hier volkomen waren uitgeschakeld. Zij zijn ook niet veel verder gekomen met de sedert 1959 geldende regeling, die bepaalt, dat aan de lagere scholen Vlaams mag worden onderwezen, mits de lessen buiten de gewone schooltijd worden gegeven. De onderwijzers worden voor deze lessen niet gehonoreerd en bovendien mag niemand worden verplicht de Vlaamse lessen te volgen. Steeds hebben enkele Vlamingen er naar gestreefd eigen taal en volksaard in Frans Vlaanderen te behouden. Er werden tijdschriften en zelfs een dagblad (Het Vlaamse Kruis) uitgegeven, maar deze publicaties met een zeer beperkte oplaag hadden, al bereikten zij toch vaak een behoorlijk peil, doorgaans maar een kort bestaan daar zij steeds met financiële moeilijkheden te kampen hadden. De contacten met Belgisch Vlaanderen en de noordelijkere Nederlanden waren aanvankelijk ook van bescheiden aard, mede omdat onderling verband onder de Vlamingen van Frans Vlaanderen ontbrak. Het werd beter na de oprichting van het Comité Flamand de France. Met medewerking van goedgezinden uit Belgisch Vlaanderen werden in Frans Vlaanderen bijeenkomsten georganiseerd en hier kwamen de in Frankrijk levende Vlamingen veelal pas tot het besef, dat men in hun taal ook kon zingen, declameren, lezingen houden. De jonge student (thans kanunnik) Antoine Lescroart stichtte Vlaamse kringen op diverse seminaries en richtte in 1923 de Vlaemsche Stemme in Vrankrijk op, een gestencild tijdschrift van acht pagina's. Het abonnement kostte één frank per jaar. En dit gebeurde in een tijd, waarin het spreken van Vlaams op school werd bestraft. Na de jongste wereldoorlog is er wat schot in de beweging gekomen. De Frans-Vlaamse kultuurdag, dat elk jaar te Waregem wordt gehouden, wil de Vlamingen overtuigen van de betekenis en de rijkdom van de eigen taal. En het doet zulks met succes. Op die congressen, die door ongeveer 300 aanwezigen uit Frans Vlaanderen, Nederland en België worden bijgewoond, vernemen de nieuwelingen onder de Frans-Vlamingen vaak voor het eerst, dat er bladen en boeken in het Nederlands, hun taal, verschijnen en dat er universiteiten bestaan, waarin in hun taal wordt gedoceerd. Hoe indrukwekkend was hetgeen Demedts over de streektaal der Frans-Vlamingen vertelde! Ter illustratie droeg hij een gedicht voor, dat door een jongen uit de westhoek van Frans Vlaanderen was geschreven. Het klonk ietwat vreemd in onze verwende oren - maar 't was ‘wonderzoet’, zoals Gezelle eens van de ‘Vlaamsche tale’ heeft gedicht. De sympathie van de toehoorders van Demedts ging onder diens geestdriftige en toch zo beheerste woord volop naar de taalgenoten in Frankrijk uit. Nu, terugdenkend aan deze avond, vragen wij ons af: Wat kunnen wij voor hen doen? Vlamingen uit België gaan er geregeld toneelvoorstellingen geven en passen dan hun taal aan het dialect van de streek aan. Maar er is meer nodig. Wij kunnen de bescheiden periodieken steunen. Wij kunnen de Frans-Vlamingen, die zulks wensen aan boeken helpen en wij kunnen - Belgische Vlamingen en Nederlanders, elk in hun land - druk uitoefenen op het eigen gezag, opdat bij eventuele culturele onderhandelingen met de Franse Republiek wat aandacht wordt besteed aan hen, die in Frans Vlaanderen hun taal wensen te behouden en een nog zo bescheiden onderwijs in die taal van harte zouden begroeten.Ga naar voetnoot2) Misschien was er die avond onder de toehoorders van André Demedts wel iemand, die Frans Vlaanderen nu voor de eerste maal ontdekte. Hij zal dan tot het besef zijn gekomen, dat ook die hoek van Frankrijk kostbaar Nederlands bezit buiten de eigen grenzen is, een bezit, waar aandacht aan dient te worden besteed, omdat zij die er leven klaarblijkelijk onze aandacht waard zijn. K.A.M. | |
Oproep van de heer André DemedtsIn ‘Ons Erfdeel’, 6de jaargang nr. 3, werd een oproep gepubliceerd van de heer André Demedts uit Kortrijk, de bij onze lezers bekende voorzitter van het Comité van de Frans-Vlaamse Kultuurdag te Waregem. Deze oproep achten wij van zoveel belang, dat wij deze geheel plaatsen: ‘Toen wij zes maanden geleden vroegen of onze vrienden hun gelezen boeken en tijdschriften aan Frans-Vlamingen wilden zenden, durfden wij niet hopen dat vieren-twintig van hen aan dat verzoek gevolg zouden geven. Is dat geen mooi resultaat? Mogelijk zijn er anderen, die het tot nu uitgesteld hebben een adres aan te vragen. Zij kunnen het nog altijd doen, hetzij bij de hoofdredactie van ‘Ons Erfdeel’, Huize Oranje, Menenstraat 67 te Rekkem (W.-Vl.), hetzij bij ons, Condédreef 21, Kortrijk. Vandaag zullen wij voor een ander initiatief de aandacht vragen. De Davidsfonds-afdeling Proven-Roesbrugge-Haringe is er in de laatste twee jaar, door de toewijding van haar secretaris Daniël Morez en andere bestuursleden in geslaagd, zes leden in Frans Vlaanderen aan te werven. Zij ontvangen de boeken van het fonds, worden op vergaderingen uitgenodigd en komen op die manier enigszins met het Nederlandse cultuurleven in aanraking. Die methode van werken biedt ontzaglijke voordelen en opent de mogelijkheid tot uitgebreider contacten. Nu bestaan er in Nederland en Vlaanderen talrijke organisaties, die in Frans Vlaanderen zouden kunnen doordringen. Wij denken aan culturele verenigingen, jeugdorganisaties, geschied- en oudheidkundige kringen en oud-studentenbonden. Vooral degenen die hun activiteit in West-Vlaanderen uitoefenen komen daarvoor in aanmerking. Als zij het zich ten doel konden stellen ieder jaar ten minste één lid in Frans Vlaanderen aan te werven óf in dat land één manifestatie tot stand te brengen, zou dat de toenadering tussen Frans Vlaanderen, Nederland en Vlaanderen ten goede komen en ook voor het prestige van de initiatiefnemers en de bloei van hun vereniging van belang worden. Het Comité van de Fransvlaamse Cultuurdagen beschikt niet over de tijd om de contacten zelf op te nemen, maar het kan en zal gaarne helpen met raad en daad. Wie voor dit cultureel actiepunt iets voelt, gelieve te schrijven naar de hierboven vermelde adressen. Wie nuttige inlichtingen kan verschaffen doe het eveneens, want door de samenwerking van velen kan verwezenlijkt worden wat anders onmogelijk blijft.’ |
|