A.N.V. Nieuws
Herdenking Geloftedag
Gewoontegetrouw had de afdeling 's-Gravenhage van het A.N.V. leden en belangstellenden bijeengeroepen in de Rolzaal op het Binnenhof, ter herdenking van de Zuidafrikaanse ‘Geloftedag’. Ditmaal vond de samenkomst plaats aan de vooravond van de 16e december, zaterdagavond acht uur. Een verheugend groot aantal aanwezigen, onder wie ook leden van de afd. 's-Gravenhage van de Nederlandse-Zuidafrikaanse vereniging, en van de Zuidafrikaanse ambassade - ook de ambassadeur Z.Exc. H.A. Rust - bewees, dat het medeleven in Nederland met de grote feiten uit het bestaan van de Afrikaanse natie niet zwakker wordt.
De voorzitter van de Haagse afdeling, Dr. W.A. Veenhoven, herinnerde, nu een week geleden koningin Wilhelmina was begraven, in zijn openingswoord aan haar daad ten aanzien van Paul Kruger in 1900, die grote bijval vond bij het Nederlandse volk. Sindsdien zijn de omstandigheden veranderd en ook in Nederland is de houding tegenover Zuid-Afrika niet steeds welwillend. Maar in brede kringen, aldus spreker, leven nog gevoelens van verbondenheid met de Zuidafrikaanse natie. Hij ging vervolgens nader in op de oorzaken die in een sterk veranderende wereld de houding van de mens bepalen. Daarbij gaf hij uitvoerig weer wat de Groningse hoogleraar H. Baudet in zijn enkele jaren geleden verschenen studie ‘Het paradijs op aarde’ betoogt. Deze stelt in de verhouding tussen Europa en de buitenwereld twee sferen tegenover elkaar: die van de politieke realiteit en die van de mythe. In de laatste wordt de wereld buiten Europa niet gezien zoals zij werkelijk is maar zoals sommigen geloven dat zij is, volgens de legende van ‘le bon sauvage’. Deze mythe spreekt van de wijsheid van het Oosten en het platvloerse materialisme van het Westen. Van dit inzicht uit, zei de spreker, is de afstand naar het zondaarsbankje weinig meer dan een enkele schrede.
Ter beantwoording van de vraag, waarom deze hang naar en bewondering van het primitieve, een soort verlangen naar het verloren paradijs, is ontstaan, haalde Dr. Veenhoven de uitspraak van Prof. J. Huizinga aan: ‘De cultuur die zichzelf wil ontvlieden, heeft eindeloze heimwee naar het onbeschaafde’.
Tenslotte evenwel keert de wal het schip; ten aanzien van Zuid-Afrika is de kentering naar sprekers oordeel reeds begonnen en in steeds breder kring wordt het besef wakker, dat heel voorzichtig moet worden tewerkgegaan, wil er geen economische chaos komen, waarbij alles wat op sociaal gebied voor de niet-blanke is bereikt weer zou worden vernietigd. In dit verband herinnerde hij aan de gebeurtenissen in Indonesië, Algerije en Kongo. Intussen blijft er bij talrijke Nederlanders kritiek op enkele extreme facetten van het politieke beleid in Zuid-Afrika, ook al zijn zij dit land goed gezind. Dr. Veenhoven eindigde met de wens, dat de regering van Zuid-Afrika de wijsheid moge worden geschonken, de moeilijke ‘Gordiaanse knoop’ door te hakken.
‘Die Gelofte van geloftedag’ was het onderwerp, dat Prof. Kotzé hoogleraar in de algemene geschiedenis aan de Universiteit van Stellenbosch, Zuid-Afrika, vervolgens behandelde.
Allereerst bracht hij de gebeurtenissen van 16 december 1838 en hetgeen daaraan voorafging, in herinnering, waarna hij aan de onderdelen van de afgelegde belofte achtereenvolgens aandacht gaf, nl. de viering van de 16e december als gedenkdag; de oprichting van een ‘tempel’, en de bekendmaking aan het nageslacht met het verzoek, deze dag jaarlijks te herdenken.
Het idee van geloftedag stamt uit het Oude Testament, de geschiedenis van de aartsvader Jacob. Eerst na jaren kon de viering op gang komen, de moeilijke tijden en de worsteling met de Engelsen om de vrijheid, beletten ze de eerste tijd.
Ook de oprichting van een ‘tempel’ heeft lang op zich laten wachten. Pas in de zeventiger jaren werd in Pieter Maritzburg in Natal, een voorlopige Geloftekerk ge-