Wat hij zei komt ten slotte hier op neer:
Men kan moeilijk beweren, dat er nog een Nederlandse kolonie in Suriname bestaat. De meeste Nederlanders, die er komen, vertoeven er een jaar of vier, vijf en verdwijnen dan weer, naar het vaderland of naar elders. Het is aangenaam en belangrijk voor hen, dat zij, als zij naar Suriname trekken, in een land komen, waarin het Nederlands de officiële taal is en iedereen Nederlands spreekt. Iedereen heeft er Nederlands geleerd op de lagere, vaak daarna nog op de middelbare school.
Dat onderwijs is overigens in de loop der tijden heel wat vereenvoudigd, maar het gebeurt nog wel, dat de jeugdige Surinamers te kampen krijgen met voor hen onbegrijpelijke zinnen als ‘De officier berijdt de vurige schimmel’ en ‘De kok bereidt de spijzen’. Volkomen dwaze dingen, vooral wanneer men weet, dat er in heel Suriname niet één schimmel te vinden is. Het was allemaal zo onnatuurlijk, omdat de kinderen thuis Taki-Taki, een soort neger-Engels, of Hindi of Javaans spraken. Nederlands leerden zij op school, maar het was voor hen een vreemde taal, die zij thuis nimmer hoorden. Nu is het onderwijs veelal in handen van Surinaamse krachten, die een degelijke opleiding hebben genoten. Er is thans te Paramaribo trouwens nog slechts één Nederlander als onderwijzer werkzaam.
Anne de Vries heeft, ter verbetering van het onderwijs in het Nederlands in Suriname, zeer verdienstelijk werk verricht. Er is veel ten goede veranderd, nadat speciale leesboekjes voor de Surinaamse jeugd werden uitgegeven. Hierin heeft men het over dingen, die de kinderen daarginds snappen kunnen. Men heeft het nu niet langer over tarwe en rogge, die in Suriname onbekend zijn, maar over rijst. Men spreekt ook niet meer over mensen, gehuld in dikke kleren, ter bescherming tegen de koude die in Suriname niet voorkomt. Overigens kreeg die jeugd in Suriname vroeger ook les in geschiedenis volgens het Nederlandse stramien en werd haar, bij voorbeeld, de strijd tussen Hoeksen en Kabeljauwsen opgedist.
Er wordt veel aan cultuur gedaan in Suriname. Er zijn goede bibliotheken, voor groot en klein: zij worden druk bezocht. Er worden veel lezingen in het Nederlands gegeven. Vrijwel iedere Nederlandse geleerde, die het land bezoekt, komt er aan het woord. Er bestaat te Paramaribo ook een goed Nederlands toneelgezelschap ‘Thalia’. De meeste stukken, die dit gezelschap opvoert, zijn van de hand van Mr. Hugo Pos, de procureur-generaal van Suriname, die een zeer bijzondere rol in het culturele leven aldaar speelt. Suriname heeft voorts een Filmliga, die er naar streeft Nederlandse films te vertonen. In dit verband mogen ook wel de films worden vermeld, die Peter Kruysberg van Suriname heeft vervaardigd. Hij heeft daarbij de aandacht op enkele bijzondere aspecten van het land, zoals de woningbouw en de rijstbouw, gevestigd.
Wat de pers betreft: er verschijnen in Suriname een ochtendblad en drie avondbladen in de Nederlandse taal. Het peil ervan zou best wat hoger mogen liggen, maar de bladen kampen met een tekort aan redacteuren en dat is begrijpelijk, daar hun financiële middelen beperkt zijn. Er wordt daarom veel uit Nederlandse bladen geknipt. Te vermelden is nog een steeds variërend aantal weekbladen en het culturele maandblad Vox Guyana, dat streeft naar samenwerking tussen Nederlanders en Surinamers.
Te Paramaribo leven ca. drieduizend, daarbuiten echter maar weinig Nederlanders. Zij zijn voor een groot deel als ingenieur of technicus werkzaam in de bauxietmijnen en in bedrijven, die tot ontwikkeling moeten worden gebracht. Diverse afgestudeerden uit Wageningen zijn in Suriname als houtvester werkzaam. Suriname heeft de hulp van al deze Nederlandse krachten zeer nodig, daar het aantal van zijn eigen intellectuelen nog maar beperkt is.