De Raad voor de Kunst is ingesteld bij de wet van 30 maart 1955. Zijn taak is: de minister van O.K. en W. van advies te dienen bij de vervulling van de taak, die de overheid heeft met betrekking tot de muziek, de muziek-dramatische kunst, de danskunst, het toneel, de letteren, de moderne beeldende kunsten, filmkunst, volkskunst en de esthetische vorming van de jeugd.
Voorzitter van de Raad is Mr. Dr. P.J. Witteman te Overveen.
In dit zeer belangrijke en leerrijke rapport geeft de Raad een boeiend overzicht van de geschiedenis van de opera, welke aanvangt bij de vermoedelijke grondlegger van de moderne opera, Jacopo Peri, wiens ‘Dafne’ in 1594 voor het eerst te Florence werd vertoond.
Voor Nederland ontwikkelde de belangstelling voor de opera zich in de 17de eeuw, toen Theodore Strijker (in 1680) de Italiaanse opera in Amsterdam introduceerde.
Het overzicht geeft ons dan een beeld van alle ups and downs van het operawezen in ons land (Hollandse opera, ter ziele in 1884, de Nederl. opera van G.H. Koopman (1916) en dan de Nederlandse opera van 1946 in Amsterdam, de typische reisopera ‘Forum’ te Enschede en de Zuid-Nederlandse opera met vele opvoeringen in Noord-Brabant en Limburg.
Het rapport noemt verder - we kunnen alleen de onderwerpen vermelden - de ensemblevorming, het repertoire, het taalvraagstuk, (vertalen van de teksten of niet) de opleiding, het spreidingsvraagstuk, de grensgebieden, publiekvorming en publiekorganisatie (heel belangrijk) de accommodatie, sociale voorzieningen en finantiële en bestuurlijke aspecten.
Ten aanzien van de spreiding vermelden we 180 à 200 voorstellingen van de Nederlandse opera, hoofdzakelijk in de grootste drie plaatsen, voorts in Utrecht, Hilversum, Eindhoven, Heerlen en een enkele maal elders. Het Forum met 160 voorstellingen: Enschede (59), in 31 plaatsen 99 voorstellingen, waarvan 20 in het noorden en oosten des lands.
Van grote betekenis acht de Raad bevordering van de Nederlandse dramatische kunst in de grensgebieden.
Het Rapport besluit met de volgende conclusies:
1. | Zodanige inrichting c.q. herinrichting van de opleiding, dat de theoretische en praktische scholing van de leerlingen hun overgang naar de praktijk van het operavak op soepele wijze mogelijk maakt. Samenwerking tussen opleidingsinstituten en opera-instellingen is daartoe onontbeerlijk. |
| |
2. | Uitbreiding van het Operagezelschap Forum met een eigen orkest en een eigen ballet. |
| |
3. | Bevordering van de publiekvorming door:
a. | het doen verzorgen van uitvoeringen van (gespeelde) operafragmenten door de Stichting ‘Het Schoolconcert’ en andere daartoe geschikte instellingen; |
| |
b. | aanmoediging van activiteiten der instellingen zelf, zo mogelijk door het aanstellen van een afzonderlijke functionaris. |
|
| |
4. | Het verlenen van opdrachten aan Nederlandse componisten en tekstdichters, op het gebied van de muziekdramatische kunst. |
| |
5. | Bevordering van opera-uitvoeringen in de Nederlandse taal- en bevordering van het totstandkomen van adequate vertalingen, resp. bewerkingen van buitenlandse operateksten, waar zulks uit kunstzinnig, c.q. educatief oogpunt verantwoord, resp. noodzakelijk is. |
| |
6. | Bevordering van de concentratie van operauitvoeringen in een aantal goed geaccommodeerde centra. Opstelling van een landelijk voorzieningsplan voor de verbetering van bestaande en bouw van nieuwe schouwburgen. |
| |
7. | Bevordering van de totstandkoming van behoorlijke sociale voorzieningen door voor het effectueren daarvan middelen ter beschikking te stellen. |