Suriname en de Nederlandse Antillen
De functie van het Nederlands in Suriname
Het Weekblad van het Departement van O.K. en W., Mededelingen nr. 32 en 33 van 20 augustus, is grotendeels gewijd aan Suriname.
Dr. J.F. Einaar, directeur van het kabinet van de gevolmachtigde minister van Suriname in Nederland schreef daarin over ‘De functie van het Nederlands in Suriname.’
Tot het einde van de 19de eeuw stond het Nederlands zeker niet in de voorste rijen van de in Suriname gesproken talen.
Na de verovering door de Zeeuwen op de Engelsen in 1667 handhaafde de Engelse taal zich nl. zodanig, dat het in verbasterde vorm bij de slaven en in de lagere bevolkingsklassen volkomen bleef ingeburgerd.
Tot het midden der 19de eeuw behielden de Nederlanders hun taal als een soort kaste-taal. Deze kring liet ongaarne toe, dat hun minderen Nederlands spraken.
Het Portugees van een grote groep Portugezen beïnvloedde niet het Nederlands, maar wel het Neger-Engels. Ook de eigen dialekten bleven bestaan, zodat men kan spreken van twee basterdtalen: Het Neger-Engels (Ningre-tongo) en het Neger-Portugees (Djoe-tongo).
Duitse Hernhutters brachten de zending in het land en preekten in het Neger-Engels. Ook het onderwijs op de lagere scholen vond plaats in het Neger-Engels. Dr. H.J. Benjamins, eerste inspecteur van het onderwijs, introduceerde in de jaren 1878-1907 met kracht het Nederlands als voertaal bij het onderwijs.
Thans is het Nederlands op alle scholen de enige voertaal. De zendelingen en missionarissen bedienen zich ook meer en meer van het Nederlands bij de godsdienstoefeningen. Onder de bevolking, met uitzondering van de Bosland-Creolen en Indianen, wordt Nederlands gesproken en zelfs onder Hindoestammen maakt de kennis van het Nederlands grote vorderingen.
Dr. Einaar merkt vervolgens nog op, dat verschillende Nederlandse provinciale uitdrukkingen in het Surinaams-Nederlands zijn doorgedrongen en dat het Nederlands in Suriname is doorspekt met vreemde woorden.
Vooral na de tweede wereldoorlog valt