Oom Jan
Veertien jaar achtereen ambassadeur in een land te zijn geweest, duidt er wel op, dat de man die zijn land in die betrekking mag dienen, het land zijner bestemming liefheeft. Wanneer zo'n diensttijd wordt vervuld in een zo sterk stamverwant land als Zuid-Afrika wordt deze liefde van dieper betekenis. En als deze ambassadeur dan bovendien een vriend van het Algemeen Nederlands Verbond is wordt het duidelijk dat die liefde gedragen en gestimuleerd wordt door het besef van bijeen te horen in diepere zin dan uiterlijke kenmerken aangeven. Bijeen te horen als grond en plant, als wortelstok en bloemen, het betekent dat er gezamenlijke en overeenkomstige krachten werken die weleens verschillende richtingen uit kunnen gaan, maar die wezenlijk toch niet los van elkaar zijn, die op elkander invloed uitoefenen en zo gezamenlijk de goede richting kunnen vinden.
Binnenkort zal uit Zuid-Afrika terugkeren Dr. Jan van den Berg, die in 1948 tot gezant van Nederland in de Unie van Zuid-Afrika werd benoemd. Drie jaar later werden de wederzijdse gezantschappen tot ambassades verheven. Dit gebeurde 31-mei 1951 toen het cultureel verdrag tussen beide landen werd getekend.
Voor ons Verbond is er reden, de thans 63-jarige eredoctor van de Stellenbossche universiteit bij zijn heengaan uit Zuid Afrika te danken. Zijn persoon en zijn werk toch hebben het besef van verwantschap verlevendigd, de contacten versterkt, de vriendschap bevorderd en waar deze was verflauwd haar nieuwe impulsen geschonken, ja zelfs tegenstellingen verzoend.
Zijn Zuidafrikaanse ambtsperiode valt samen met het nationalistisch bewind en een bijzonder snelle culturele en economische groei van de Unie, die verleden jaar een Republiek is geworden. Een tijd die ook aan een ambassadeur van een broedervolk bijzondere eisen stelde. Wij mogen ons gelukkig achten, dat in die jaren te Pretoria een Nederlander zetelde, die gevoel voor Zuid-Afrika bezat en er begrip voor trachtte te wekken zonder nochtans ook niet tegenover de leiders in het land zelf, de critiek te verhelen, die in Nederland en ook in hemzelf opkwam.
Hij was een sterk voorstander van het gebruik van zuiver Nederlands - sommigen achtten hem zelfs een taalpurist - en hij nam een aantal abonnementen op het maandblad van het genootschap ‘Onze Taal’ voor zijn rekening ter verspreiding in Zuid-Afrika. Het Zuidafrikaans sprak en schreef hij als een rasechte Boer. De Zuidafrikaners beschouwden hem dan ook als een der hunnen, ‘oom Jan’.
Aan de totstandkoming en verwerkelijking van het cultureel verdrag tussen Nederland en Zuid-Afrika heeft hij krachtig bijgedragen. Dit akkoord behelst: uitwisseling van wetenschappelijke werkers, leraren, onderwijzers, studenten en ‘andere personen, die daarvoor geschikt bevonden worden’; samenwerking tussen wetenschappelijke verenigingen op cultureel gebied in beide landen; bezoeken over en weer van uitgekozen personen of groepen met het doel de culturele samenwerking te bevorderen en samenwerking tussen erkende jeugdorganisaties in beide landen. Voorts verbonden de twee landen zich daarbij, elkaar behulpzaam te zijn om aan de cultuur en de culturele doelstellingen van het ene land meer bekendheid te geven door middel van boeken, tijdschriften en andere publicaties, lezingen, concerten, kunst- en andere tentoonstellingen, toneelvoorstellingen, radio, film en andere middelen om het publiek, in de ruimste zin, te bereiken.
Op al deze gebieden heeft de heer Van den Berg, eerst alleen, later bijgestaan door een attaché of een raad voor persen culturele zaken, getracht de onderlinge betrekkingen te verbeteren. Met de eigen landgenoten, in de afdelingen van het A.N.V. en de plaatselijke Nederlandse verenigingen georganiseerd, leefde hij hartelijk mee.
Zijn vrouws naam Erica werd altijd in één adem met de zijne genoemd, een duidelijk bewijs, hoe ook mevrouw Van den Berg van dezelfde geest was bezield. Haar hartelijkheid, haar gastvrijheid en medeleven met de velen van elke rang en stand van Nederlandsen en Zuidafrikaansen en Engelsen huize, die zij met haar man op ‘Oranjehof’ in Pretoria en ten tijde van de parlementszittingen in hun tijdelijke Kaapse huis ontving, hebben mede Nederlands naam goed gedaan en Zuidafrikaanse gedachten over de Nederlanders in de goede richting gestuwd. Haar energie scheen onuitputtelijk. In en om Oranjehof, deze Nederlandse plek grond in Zuid-Afrika, wist zij een sfeer te scheppen van ongedwongen gezelligheid, waarin ieder zich op zijn gemak gevoelde.
Nu zij beiden heengaan uit dit drukke leven en in Normandië op de duur een rustiger bestaan zullen leiden, waarin hij zijn oude liefde voor tekenen en schilderen kan volgen, past, ook in de kring van het Verbond, waarvan hij sinds lang lid is, dank voor zijn arbeid in Zuid-Afrika, die in zoveel opzichten tevens de doeleinden van ons Verbond heeft gediend.
P.K.