Hindustanen in Suriname
In het Surinamenummer van Schakels (jrg. 1962 - S 46) een uitgave van het Kabinet van de Vice-Minister President, schrijft Dr. Mr. J.H. Adhin over de Hindustaanse bevolkingsgroep in Suriname.
Na de afschaffing van de slavernij in Suriname bleek het nodig òm te zien naar werkkrachten van elders, teneinde voor het dreigende arbeiderstekort op de plantages een oplossing te vinden.
Daar in de Britse gebieden het inzetten van Hindustaanse arbeiders een groot succes was geworden wilde Suriname ook tot immigratie van deze bevolkingsgroep overgaan.
Na onderhandelingen met Engeland kwam 8 september 1870 een tractaat tot stand waarbij de werving in en inscheping van Hindustaanse arbeiders uit het toenmalige Brits-Indië, ten behoeve van Suriname, werd mogelijk gemaakt.
Na bekrachtiging van het tractaat op 17 februari 1872 kwam op 5 juni 1873 het eerste schip met Hindustaanse immigranten in Suriname aan.
Dat schip was het zeilschip ‘Lalla Rookh’ met 410 Hindustanen. In 1874 volgden resp. 580, 652, 477 en 422 personen.
Zij voldeden zeer goed en telkens kwamen er nog aanvullingen.
In 44 jaar tijds werden 34.304 Hindustanen naar Suriname overgebracht. Het aantal is aangegroeid tot 75.000. Zij kwamen als landarbeiders onder contract van vijf jaar. Daarnà had men de keuze of: gratis terug,
of: hercontracteren voor weer 5 jaar.
of: vestiging in Suriname op kleine perceeltjes.
De repatriatie begon in 1878. Tot 1947 zijn in totaal 11.690 Hindustanen gerepatrieerd. D.i. 34%; 66% bleef.
Economisch oefenden de Hindustanen heilzame invloed uit, maar ook in sociaal en cultureel opzicht. De werknemers in Suriname profiteerden o.a. van vele regelingen, die als gevolg van de komst der Hindustanen in 't leven waren geroepen zodat het land enkele instellingen rijker werd.
Zo het op 21 januari 1879 in het leven geroepen instituut van door het gouvernement bezoldigde geneesheren, waarnaast een in Paramaribo opgerichte Geneeskundige School voor opleiding van die artsen. Voorts uitvoerige voorschriften omtrent inrichting van ziekenhuizen en ziekenverpleging op de plantages. Instelling van 't ambt van geneeskundig inspecteur, hetgeen een gunstige invloed op de volksgezondheid in Suriname had.
Na 1916 hield de emigratie op. In dat jaar kwam nog een contingent van 303 Hindustanen met het ss. Dewa. 18-maart 1918 werd het contract opgezegd, als gevolg van de oppositie in India, dat de emigratie als een ‘indentured labour’ brandmerkte, een monsterachtig stelsel op bedrog en geweld gebaseerd.
De blijvers hebben zich in de loop der tijden zeer goed in Suriname weten aan te passen aan de locale omstandigheden, niet alleen op economisch, maar ook op sociaal-cultureel gebied. Reeds de eerste in Suriname geboren generatie had zich voorgoed in het land ingeburgerd, thans in geheel geconsolideerde situatie.
Dank zij genoten onderwijs voltrok zich onder dit aanvankelijk volkomen agrarische volksdeel een sterke differentiatie. Nu vindt men ze overal: in de industrie, administratie en intellectuele beroepen.
De Hindustanen zijn, zowel in hun doen en laten, als ook in hun taal en denken, versurinaamst. Hun zeden, gewoonten en gebruiken hebben ze aangepast aan de lokale omstandigheden, het is met recht nu een Surinaams-Hindustaanse cultuur.
De uit India meegenomen Hindustaanse dialecten zijn versmolten tot een nieuwe Surinaamse taal: het Sarnami Hindustani. Deze taal wordt over geheel Suriname gesproken en verstaan. Het idioom van deze taal heeft naast de gewone Indische uitdrukkingen ook nog een duidelijke geografische oriëntering op de Guyana's en het Caraïbisch gebied.
Een dergelijke ontwikkeling heeft zich ook voorgedaan met betrekking tot bepaalde godsdienstige ceremoniën, o.a. met de Ganga-Snan, het baden in de heilige rivier de Ganges, dat in Suriname zelf plaats vindt.
't Grootste deel der Hindustanen is Hindoe, een ander deel is Moslim, een klein procent Christen.
'n Overgroot deel der Hindoes behoort tot de traditionele, min of meer orthodoxe richting van het Hinduïsme, de Sanatan Dharm, de rest tot de Arya Samaj, een reformatorische richting, in 1875 ingeluid door Svami Dayananda, een bezinning op de religieuze waarden van het Hinduïsme.
Moslims kennen een onderverdeling in: Sunnat Wel Jamaät en de reformatorische Ahmadiyya.
Tempels van de Hindustani zijn de mandirs; de moslims hebben hun masdjids (moskee).
De Hindustanen houden ook vaak hun diensten - katha's - in de open lucht of in hun huis, bijgewoond door honderden mensen, ook door Hollanders en Creolen, Moslims en Christenen.
Bekend zijn het Holi- en het Divalifeest van de Hindoes en het Id-ul-Fitr- en Taziyafeest van de Moslims.
Het Holifeest is het nieuwjaarsfeest, in het begin van de lente, wanneer de natuur uit haar slaap ontwaakt en allerwegen nieuw leven ten toon spreidt. Het Divali-feest is het lichtfeest, de overwinning van goed op kwaad, van het licht op de duisternis.
Id ul fitr is het breken van de Mohammedaanse vasten, welke een maand duren, het Taziya-feest is een rouwfeest tot herdenking van de gevallen geloofshelden, de gebroeders Hasan en Husain. Bij die gelegenheid wordt een kunstzinnig versierde toren in optocht rondgedragen.
De Hindustanen hebben een eigen wijze van huwelijkssluiting, officieel erkend door de Surinaamse wet. Het familieleven is ook geheel anders en meer omvattend dan bij ons. Volwassen en getrouwde zoons blijven vaak inwonen bij de ouders. In Suriname is dit gebruik weliswaar vrijwel verdwenen, maar de familieband is hecht en ver reikend.
Deze mensen van Indische afkomst zijn Surinamers geworden, werken samen met de andere groepen in Suriname en hebben een eigen versie van Surinaamse cultuur.