Neerlandia. Jaargang 66
(1962)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 160]
| |
Vlaamse werking in en voor Frans-Vlaanderen in het verleden en nu!
| |
[pagina 161]
| |
schooldirecteur te Menen, en verder door de letterkundigen, Maurits Sabbe, Abraham, Hans en Theodoor Sevens, die allen bezoeken aan de Westhoek hadden gebracht. Zelfs Albert Verweij deed rond de eeuwwende een tocht door Frans-Vlaanderen en hij schreef er een gedicht over dat hij bij zijn terugkeer bij Streuvels te Avelgem ging voorlezen en dat hij ook aan onze grote schrijver opdroeg. In ‘Neerlandia’ (opgericht in 1896) werd van meetaf aan aandacht aan Frans-Vlaanderen gewijd, o.m. door P. Fredericq, door E. Besse en enkele jaren later vooral door W.J.L. van Es uit Rotterdam, die in 1911 zijn eerste onderzoekingstocht naar Frans-Vlaanderen ondernam in gezelschap van A. Loosjes en L. van Blommestein en die in Noord-Nederland een van de meest enthousiaste ijveraars voor de Zuidvlaamse zaak zou worden. Hij publiceerde een boekje over ‘De Franse Nederlanden’ (1918) en hij schreef tal van bijdragen in Nederlandse en ook in Zuidvlaamse tijdschriften.
Na de oproep van Pastoor Descamps te Antwerpen in 1910, na voordrachten over Frans-Vlaanderen te Antwerpen gehouden door Hugo Verriest en Pol de Mont en na een eerder avontuurlijk optreden van drie Antwerpse studentenkunstzangers in de Westhoek, besloot C. Rousseeu (o Watou 1882), tramontvanger te Antwerpen, een sinds 1898 gekoesterd plan ten uitvoer te brengen, dat de eerste grote concrete onderneming ten bate van de Vlaamse taal in Frans-Vlaanderen zou zijn. Op aanwijzing van Ernest Claes nam hij contact op met Dr. Hilaire Allaeys en verder met Dr. August Borms. Gedrieën stichtten zij het ‘Antwerpse Zangersgilde’, weldra omgedoopt tot ‘Pro Westlandia’, dat in september 1912 een eerste propagandatocht voor de Vlaamse taal en cultuur in Frans-Vlaanderen zou ondernemen, met als gids dhr C. Rousseeu, als raadgever en animator de Watounaar Theofiel Vandevelde, als leider Dr. A. Borms en als medewerkende kunstenaars Pol Lepage, Jozef Wattelet, Modest Lauwereys en een zekere heer Claes (niet de schrijver). Tijdens de volgende tochten (in totaal zijn er zes geweest) in 1912, 1913 en 1914 werkten ook mede: Staf Bruggen, Tony Magnus en Jan Borms De kunstavonden werden ingezet met een toespraak door Dr. Borms en daarna werden Vlaamse liederen en voordrachtstukken uitgevoerd. Deze doeltreffende culturele actie, die bijna overal in Frans-Vlaanderen de meeste bijval kende moest spijtig genoeg stopgezet worden begin augustus 1914 toen de oorlog uitbrak, terwijl de groep op weg was voor een zevende tocht in Frans-Vlaanderen. Zij had echter vruchten gedragen in Frans-Vlaanderen zelf waar enkele jaren na de oorlog ‘Het Vlaamsch Verbond van Frankrijk’ zou worden opgericht, dat daar - zoals werd beschreven in onze tweede bijdrage - een merkwaardige activiteit zou ontplooien, die spijtig genoeg ook weer tengevolge van oorlogsomstandigheden zou worden gestuit.
Tussen de beide oorlogen bleven de betrekkingen tussen Frans-Vlaanderen en de rest der Nederlanden onverbroken bestaan maar tot een actie zoals die met ‘Pro Westlandia’ begonnen was kwam het niet meer. Uit die tijd moet nochtans worden vermeld: de oprichting van een Michiel De Swaenfonds te Kortrijk onder de leiding van Edmond Gyselinck (1928), de groei van een Davidsfondsafdeling in Frans-Vlaanderen onder de impuls van de priester-dichter Marcel Janssen, die ook optrad te Gent in 1926 op het Wetenschappelijk Congres, samen met de verdienstelijke Dr. J.E. Vandendriessche, verder de blijvende belangstelling die werd betoond door culturele en toeristische verenigingen o.m. door het Willemsfonds, het Davidsfonds, de Vlaamse Toeristenbond en het Algemeen Nederlands Verbond. In het spoor van Deflou togen ook geleerden als Prof. Dr. W. Pee en Valkhoff naar Frans-Vlaanderen om er hun bevindingen wetenschappelijk vast te leggen. Vooral moet hier echter gewezen worden op het belangrijke werk dat Prof. Dr. V. Celen (1887-1956) ten bate van de Zuidvlaamse zaak heeft verricht van 1912 tot aan zijn dood. Zijn letterkundige en historisch-wetenschappelijke onderzoekingen in de Westhoek, zijn talloze artikelen en publicaties over de Fransvlaamse letterkunde en de Zuidvlaamse beweging, zijn een basis geworden voor al wie op dat gebied verder wil arbeiden. Met zijn vitaliteit en zijn optimisme, was hij nochtans meer een levenswekker dan een koel en zakelijk geleerde die zich in verband met Zuidvlaamse situatie liefst aan de weinig rooskleurige feiten houdt. Tot een georganiseerde actie voor Frans-Vlaanderen zou het dan toch weer komen tijdens de tweede wereldoorlog toen in 1942 de ‘Zannekin-Werkgemeenschap’ werd opgericht met o.m. Dr. A. Borms, als voorzitter, Dr. H. Gravez, uit Aalst, als secretaris, Piet Vandommele, uit Lauwe, als propagandaleider, en natuurlijk ook de onbaatzuchtige werker C. Rousseeu, die, reeds een paar jaar met een nieuw plan op zak liep. De ‘Zannekin-Werkgemeenschap’ heeft zich beijverd om gelden in te zamelen tot steun van het Vlaams Verbond van Frankrijk en tot het oprichten van Vlaamse scholen in Frans-Vlaanderen.
A. Depoortere, A. Demedts en Luc Verbeke, drie pioniers van de Waregemdag
| |
[pagina 162]
| |
Zij richtte ook een 80-tal voordrachten in over Frans-Vlaanderen en zorgde voor de verspreiding van de Zuidvlaamse tijdschriften ‘Le Lion de Flandre’ en ‘De Torrewachter’ alsmede voor het oprichten van Nederlandse boekerijen in de Westhoek. In 1944 werd een einde aan deze actie gemaakt.
Zonder aanknopingspunten met het verleden zou echter reeds vier jaar later de Zuidvlaamse kwestie opnieuw worden opgeroepen, naar aanleiding van een ‘Frans-Vlaamse Begroetingsdag’ die te Waregem werd op touw gezet door André Demedts, Luc Verbeke, André Depoortere en enkele bestuursleden van het Waregems Kunstverbond en de plaatselijke afdeling van het Davidsfonds onder wie in de eerste plaats Leon Coppens en Paul Tuytens moeten worden vermeld. Dit aanvankelijk meer literair-artistiek opgevat congres zou zeer spoedig uitgroeien tot de bekende Frans-Vlaamse Cultuurdag die weerklank zou vinden in de gehele Nederlanden en waardoor tenslotte een uitgebreide werking zou ontstaan die meer en meer uitdeint tot in het Zuidvlaamse gebied. De geschiedenis hiervan schrijven is nog te vroeg want zij wordt nog altijd gemaakt. Wij beperken ons tot de opsomming van enkele belangrijke feiten: Er wordt weer Vlaams toneel in Frans-Vlaanderen opgevoerd, verscheidene Nederlandse leergangen en vacantiecursussen werden ingericht, er verschijnen twee tijdschriften (het specifiek Zuidvlaamse ‘Notre Flandre’ en het tijdschrift voor Zuidvlaamse werking ‘Ons Erfdeel’), er worden boeken en tijdschriften aan Zuid-Vlamingen bezorgd, de jeugd houdt, onder de leiding van de ‘Werkgroep Nederland’ talrijke kampen en volksfeesten in de Westhoek, heemkundige kringen exploreren het gebied, naast het nog altijd bestaande Comité flamand werd de vereniging ‘De Vlaamse Vrienden in Frankrijk’ opgericht, een Fransvlaamse Cultuurdag werd in het noorden gehouden eerst te Hulst en vervolgens te Breda, maar nu ook al in het zuiden nl. te Ekelsbeke, voortdurend worden nieuwe betrekkingen tussen Frans-Vlaanderen en de rest der Nederlanden aangeknoopt, de Frans-Vlamingen zelf treden uit hun afzondering om mede te werken aan onze tijdschriften en congressen en zelfs om voordrachten te houden in onze Davidsfondsafdelingen enz., m.a.w. er zijn vele tekenen van herleving maar wij ontveinzen het niet: na vijftien jaar staan wij nog maar aan een begin en de werking voor Zuid-Vlaanderen is en blijft bijzonder zwaar, vooral omdat zij nog altijd moet worden gevoerd zonder veel steun van overheidswege, zonder vrijgestelden, zonder één bezoldigd persoon, alleen maar met idealisme en goede wil. Niet langer vastzittend in een strakke staatse idee, maar gelovend in een Nederlandse cultuur die de grenzen overschrijdt en bewust van onze groeiende kracht en eenheid, moeten wij ons allen inspannen om, zakelijk en concreet, maar toch altijd enthousiast te ijveren voor een grote, gave taal- en cultuurgemeenschap waarin gebieden die men reeds lang verloren waande opnieuw worden opgenomen. |
|