[Het Nederlands onderwijs te Napels (vervolg)]
wordt. De grootste belangstelling gaat altijd uit naar het literaire. Het karakter van het Instituut schrijft echter vooral een grondige linguistische scholing voor; de examens in de algemene taalwetenschap en de Germaanse filologie zijn dan ook fundamenteel in het studieprogram, maar een zuiver filologische belangstelling is onder de studenten zeldzaam en de meeste scripties behandelen literaire onderwerpen.
Bij de studie van het Nederlands ligt het hoofdaccent op de taalkunde in overeenstemming met het karakter van het Instituut. Het gevaar dreigt zelfs, dat er voor de letterkunde te weinig tijd overblijft. De studenten moeten zich zelfstandig de geschiedenis van de Nederlandse letterkunde uit de eerder genoemde literatuurgeschiedenis van Prampolini eigen maken. Op de colleges komen slechts enkele welomschreven onderwerpen ter sprake.
Het is een voordeel te noemen, dat de groepen studenten niet te groot zijn, zodat er een directe verstandhouding kan groeien tussen de studenten onderling en tussen hen en de docent. In dit opzicht zijn de studenten die Nederlands studeren wel bevoorrecht boven hun collega's die een andere Germaanse taal als bijvak kiezen. De colleges Engels en Duits worden niet zelden voor honderd vijftig à twee honderd personen gehouden. De kleinere groepen maken echter een rustige overdracht van kennis mogelijk en scheppen de nodige ruimte voor het behandelen van vragen. Ik ga er steeds van uit, dat alle vragen en twijfels aan de orde gesteld moeten worden en dat de studenten geprikkeld moeten worden tot nadenken en methodisch werken. Vooral dit laatste ontbreekt helaas maar al te vaak bij de aankomende studenten; zij vatten de studie te mechanisch op en leggen zich te veel op memoriseren toe. Er bestaat een neiging de studie op te vatten als een passief opnemen van pasklaar gemaakte stof en in die richting werkt ook de veelheid van uiteenlopende studievakken die het studieprogram voorschrijft, zelfs aan dit taleninstituut met een voor Italiaanse universiteiten ongewone mogelijkheid tot specialisatie. Om de studenten tot grotere activiteit aan te zetten is het van belang hen regelmatig bepaalde taken te laten verrichten en kleine onderzoekingen te laten doen, waarvan de uitkomsten op het college besproken worden.
Een nuttige controle vormen de jaarlijks plaatsvindende examens, die aan de studie van het Nederlands ook de door de studenten begeerde practische bruikbaarheid in het studieprogram verlenen. Het is dan ook verheugend dat het Nederlands van den beginne aan op royale wijze aan het Instituut als examenvak is erkend.
Het bevorderen van een direct contact met Nederland is helaas niet eenvoudig. De afstand tussen Nederland en Napels bedraagt ongeveer 2000 km. en de reis is dus tamelijk kostbaar. Gelukkig bestaat de mogelijkheid om de beste studenten te laten meedingen naar een studiebeurs voor de zomercursus in Nederlandse taal en cultuur, die jaarlijks te Utrecht wordt gehouden. Eénmaal is van deze gelegenheid door een studente gebruik gemaakt. Enkele studenten hebben in Nederland correspondenten gevonden, met wie zij schriftelijke betrekkingen onderhouden en in een enkel geval ook tot een directe kennismaking komen. De briefwisseling blijkt steeds in het Nederlands te geschieden.
Een zeer gewaardeerde steun zijn voor het lectoraat geweest de bezoeken en voordrachten over Nederlandse letterkunde van de heer Albert Vogel jr. (in 1960) en van prof. dr. W. Asselbergs (in 1962), die, respectievelijk, voor een publiek van studenten en andere belangstellenden gesproken hebben over de moderne Nederlandse dichtkunst en de Nederlandse Cultuur in de Gouden Eeuw. Deze manifestaties zijn door de studenten zeer op prijs gesteld en hebben er toe bijgedragen het isolement, dat op zo verre afstand van Nederland onvermijdelijk is, te doorbreken.
Terstond na de oprichting van het lectoraat is een begin gemaakt met het vormen van een bibliotheek. Het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen te 's-Gravenhage steunt de bibliotheek jaarlijks met een subsidie, doch ook het Instituut zelf stelt voor de opbouw ervan ieder jaar een geldsom ter beschikking. Op deze wijze is de bibliotheek in enkele jaren reeds uitgegroeid tot een geheel van 1700 banden, zodat de voorwaarden voor een behoorlijk gedocumenteerd onderwijs en op enkele gebieden ook voor onderzoek daardoor aanwezig zijn.
De studie van het Nederlands zal kunnen bijdragen tot de vorming van de studenten in de Germanistiek. Daar zij vrijwel allen na de afsluiting van hun studie het middelbaar onderwijs gaan dienen, zullen zij ook daar, wanneer dat pas geeft, hun inzicht in de Nederlandse beschaving kunnen overbrengen. Juist in een gebied als Zuid-Italië, dat eeuwenlang afgezonderd is gebleven van de rest van Europa, is de mogelijkheid tot verspreiding van kennis omtrent Noord-West-Europa een eis van de tijd. Dat ook aan het Nederlands een plaats is gegund, is geheel in overeenstemming met de geest van het in 1951 tussen Nederland en Italië gesloten culturele akkoord, dat elk der beide Partijen verplicht de studie van de taal en letterkunde van de andere Partij in haar eigen onderwijsinstellingen te bevorderen.
Het is te hopen, dat de voor het Nederlands in Napels bereikte positie in de toekomst goede vruchten mag afwerpen voor het begrip van Nederland in Zuid-Italië en een bijdrage mag vormen tot de versteviging van de culturele betrekkingen tussen beide landen.