Jong-Nederlands literaire dagen te St. Martens-Latem
Ongeveer 100 Vlamingen en...... juist geteld 3 Nederlanders vormden het publiek van de Jong-Nederlandse Literaire Dagen, die op 11 en 12 september te St. Martens-Latem bij Gent doorgingen. Deze tegenstelling van cijfers betekent geen verwijt aan het Nederlands publiek, ze is alleen het gevolg van het feit dat Latem wel wat vèr van de Nederlandse grens verwijderd ligt, en dat...... alle officiële financiële steun ontbrak, zodat niet iedereen een dergelijke kostbare reis kon betalen. Maar toch bewijst het cijfer 3 dat, ondanks al het stof dat Dr. Paardekooper en Prof. Geyl onlangs in Nederland deden opwaaien, de belangstelling van het Noorden voor Vlaanderen nog niet overrompelend kan worden genoemd. Nochtans stond het programma van deze literaire dagen hoofdzakelijk in het teken van de samenwerking tussen de Nederlandstaligen in Nederland en België. Zo verklaarde de voorzitter van het inrichtend komitee, de heer E. Waelput, dat hij een dubbel onrecht wilde herstellen, één aan Vlaamse en één aan Nederlandse zijde, nl. het feit dat de dood van de dichter Gerrit Achterberg in Vlaanderen bijna onopgemerkt was voorbijgegaan, en anderzijds ook het feit dat aan het verscheiden van de Vlaamse romanschrijver F. De Pillecyn in Nederland weinig aandacht werd geschonken. Het inrichtend komitee wilde deze spijtige wederzijdse nalatigheid herstellen, en daarom werd door A. de Longie een in memoriam G. Achterberg uitgesproken, waarin spreker vooral de metafysische diepgang van de Nederlandse dichter onderlijnde, terwijl anderzijds A. Magerman de figuur van De Pillecyn tekende als een in-goede vriend van elke schoonheid en alle gezelligheid.
Tijdens de slotrede kwam het probleem van de kulturele eenheid tussen Noord en Zuid nogmaals ter sprake. De Nederlander Maarten Van Nierop, sinds lange jaren werkzaam in Vlaanderen, behandelde namelijk het thema ‘Wij, Vlamingen en Hollanders’. De titel alleen reeds formuleert de grondgedachte van de spreker, die Vlamingen en Hollanders op gelijke voet plaatst en daarom in het voornaamwoord ‘wij’ samenbundelt. Voor deze ‘gelijkberechtiging’ baseert M. Van Nierop zich op onze gemeenschappelijke taal. Hoe volmaakter Nederlanders en Vlamingen hun taal spreken, des te hechter zal onze kulturele eenheid worden. Hiervoor moeten heel wat wederzijdse vooroordelen worden opzijgezet. De Nederlanders mogen het Vlaams niet meer aanzien als een gezellig ‘spraakgebrek’, en de Vlamingen mogen het Hollands niet meer beschouwen als een verfoeilijke ‘keelziekte’.
Volgens spreker is een gemeenschappelijk A.B.N. dus het beste middel voor onze kulturele samengroeiing.
Bij dit alles mag hier onderlijnd worden, dat de inrichters ook hun blik verder naar het Zuiden hebben gericht. Op het programma stond o.a. Mevr. Liliane Wouters, die geïnterviewd werd door Bert Decorte over haar Franse vertaling van middeleeuwse Nederlandse gedichten, een vertaling die te Parijs, onder de titel ‘Les belles heures de Flandre’, een grote weerklank vond.
Ook werd de Fransschrijvende en in Frankrijk wonende toneelauteur M. de Ghelderode broederlijk herdacht naast G. Achterberg en F. De Pillecyn, omdat hij in wezen en werk steeds een echte Brabander gebleven is.
In hun geheel kunnen de 5de Jong-Nederlandse Literaire Dagen als zeer geslaagd worden beschouwd, al hopen de inrichters volgend jaar meer Nederlanders te mogen begroeten.
J. Soenen.