worden onder een veel ruimere benaming ‘Nederlands’, omdat de taal inderdaad niet beperkt is tot de Vlaamse Provincies, maar werkelijk een deel is van het algemeen Nederlands, dat door 250.000 Frans-Vlamingen in dit dialect voortleeft, maar dat in de grond hetzelfde is als dat van de 17.000.000 andere Nederlandssprekenden. Het Vlaams dialect nochtans is arm wegens de zeer beperkte woordenschat. De kennis van het Nederlands is fonetisch: men gaat niet voort op het geschreven woord, maar wel op het gesproken woord. Men kent er de taal niet in grammatica en syntaxis, maar men voelt ze in haar zin-constructie. Daarom ook heeft men hier een zekere gemakkelijkheid om de andere Germaanse talen als het Engels en het Duits te leren. Het is jammer dat de mogelijkheid er niet voldoende is om het Nederlands te doen kennen, vooral door de jeugd.
De taal is er volkstaal en is juist daarom rijk aan humoristische gezegden. Z.E.H. Decalf en de Heren R. Rommelaere en Joos toonden met talrijke voorbeelden aan dat de mensen hier in alle omstandigheden een beroep kunnen doen op een spreekwoord.
De namiddag werd voortgezet met het openluchtfeest, verzorgd door de Belgische vertegenwoordiging en ook door groepen uit Ekelsbeke. We hoorden er het Ter-Duinenkoor uit Koksijde en de Vlaamse chansonnier Luc Bekaert uit Ieper. De plaatselijke volksdansgroep gaf enkele fijn afgewerkte dansen ten beste. Zo werd te Ekelsbeke deze feestelijke dag besloten, eens te meer een getuigenis van de Vlaamse volksaard, die er nog steeds leeft.
Mia Sassen.