Kroniek
Leids hoogleraar prof. dr. A.C. Bouman 70 jaar
Op 30 augustus jl. bereikte prof. dr. A.C. Bouman, hoogleraar aan de Leidse universiteit in de algemene taalwetenschappen, de talen der Oud-Germaanse volken en hun letterkunde, de 70-jarige, dat is voor hoogleraren de pensioengerechtigde, leeftijd.
In 1918 promoveerde hij aan de universiteit van Utrecht cum laude op een proefschrift: ‘Bijdrage tot de syntaxis der “datzinnen” in het Germaansch’.
Na zijn leraarschap aan de h.b.s. te Utrecht werd hij adjunct-commies en chartermeester bij het rijks- en gemeentearchief te Utrecht, in welke functie hij met de rijksarchivaris mr. F. Muller F.zn. de eerste twee afleveringen schreef van het ‘Oorkondenboek van het Sticht Utrecht’.
Begin 1921 vertrok hij naar Zuid-Afrika, waar hij als hoogleraar aan de universiteit van Stellenbosch werd benoemd. Hij doceerde aldaar Germaanse filologie en de geschiedenis van het Nederlands.
In 1946 keerde hij naar Nederland terug als hoogleraar benoemd te Leiden.
Tot zijn publicaties behoren: ‘Afrikaanse spraakkunst’, samen met een collega prof. dr. E.C. Pienaar samengesteld, ‘Kunst in Zuid-Afrika’, (Painters in South-Africa), ‘Onderzoekingen over Afrikaanse Syntaxis Semantica’, ‘Middelnederlandse bloemlezing met grammatica’ en verschillende artikelen in vakbladen. Ter perse is ‘De Ferguut’ en ‘Patterns in old-English and old-Islandic literature’ (Universitaire Pers, Leiden).
Prof. Bouman is jarenlang voorzitter geweest van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, lid van het Provinciaal Utrechts Genootschap en voorzitter van het curatorium van het Studiecentrum Afrika-Instituut te Leiden.
(Het Vaderland)