Het Nassau-Museum
Oraniënstein
Opening op 23 mei '62 te Diez a.d. Lahn
Woensdag, 23 mei 1962 was een uitermate belangrijke dag voor dit paleis. Nadat nl. de staf van de vijfde pantserdivisie van de Deutsche Bundeswehr hier op 1 mei in het hoofdgebouw zijn intrek had genomen, werden vijf gelijkvloers gelegen vertrekken ter beschikking gesteld van de Nederlandse stichting ‘Je Maintiendrai Nassau’, die voor bezoekers ook toegang verkregen heeft tot de op de eerste verdieping gelegen hofkapel.
Bij gelegenheid van de plechtige overdracht van deze vertrekken betoogde Ministerialdirektor Gumbel dat de Nassaus, door het bouwen van Oraniënstein, een historisch gedenkteken voor hun geslacht schiepen. In de magnifieke stucplafonds hadden zij een opvallend voorbeeld geleverd van de Europese cultuur, omdat hier Duitse, Nederlandse en Franse kunstenaars door één geest bezield, kunstwerken geschapen hadden, die thans, nu het gebouw fijnzinnig is gerestaureerd, weer hun onvergankelijke schoonheid tonen.
Een bezoek van Nederlanders en Duitsers aan Oraniënstein is nu in het belang van de gemeenschappelijke Europese ontwikkeling.
Het belangrijkste betoog hield dr. R. van Luttervelt, een der directeuren van het Rijksmuseum in Amsterdam.
Hij wees er o.a. op dat de Nassaus in hun baronie Breda geen Duitse cultuur invoerden, doch dat omgekeerd in de zeventiende eeuw de Nederlandse invloed in Duitsland sterk was, wat tot uiting kwam in het stichten van Oraniënstein en van vorstelijke bouwwerken in Kleef, Dessau enz.
Nassau kreeg uit de Nederlanden terug, wat het in de zestiende eeuw gegeven had, toen Nederland zijn onafhankelijkheid van Spanje slechts kon bevechten dank zij de offers van goed en bloed door de Nassause graven en hun onderdanen gebracht voor de vrijheid der Nederlanden.
Na dit betoog nam de voorzitter der stichting ‘Je Maintiendrai Nassau’, dr. K.P. van der Mandele, het beheer der museumzalen over van het Bundesministerium der Verteidigung. Hij wees er op dat het Lahndal aan de Nederlanders bijzonder dierbaar is, omdat hier de bakermat van het Huis Nassau ligt, van welk geslacht veel leden hun leven gaven voor de vrijheid der Nederlanden. Naast de burchten van Nassau, Dillenburg, Siegen, Weilburg, Usingen, Katzenelnbogen en
Het paleis Oraniënstein werd ongeveer 1672 in het Nassauland gesticht door Prinses Albertina Agnes van Oranje, vorstin van Nassau-Diez.
In 1708 werd het slot onder leiding van de beroemde architect Marot, die Het Loo had ingericht, verbouwd voor Prinses Amalia van Anhalt. Prins Willem V resideerde er van 1801-1805.
Diez is ons in Oraniënstein ‘ein wunderschönes Palais’ behouden gebleven.
Ter ere van de opening van het Nassaumuseum had Koningin Juliana twee vazen van Sèvres-porcelein geschonken, die nu de ingang sieren.
Toen vorst Hendrik Casimir II van Nassau-Diez prinses Amalia van Anhalt huwde, werd er een zilveren munt geslagen, voorstellend hoe twee handen verbonden werden door een Oranje-tak, met het opschrift: simul et semper. Dr. van der Mandele besloot zijn toespraak met de wens, dat dit het symbool mocht zijn van een innige Nederlands-Duitse samenwerking.
Het slotwoord sprak de Nederlandse ambassadeur in Bonn, Jhr. Van Vredenburch, die in de eerste plaats als persoonlijk vertegenwoordiger der Koningin de grote voldoening van Hare Majesteit er over uitsprak dat de Bondsregering op deze wijze de Duits-Nederlandse betrekkingen behartigde. Verder bracht hij de dank der Nederlandse regering aan de Westduitse over, nu Oraniënstein in zijn oude glorie was hersteld.
Hij wees er op, dat de graven Adolf, Lodewijk en Hendrik van Nassau hun leven geofferd hadden voor de vrijheid der Nederlanden. Maar voor het behoud der vrijheid zijn naast helden ook staatsburgers nodig. Nederland en Duitsland werken samen in de Atlantische gemeenschap en de pantserdivisie, die nu in Oraniënstein zetelt, beschermt ook onze Nederlandse staatsburgers.
Daarna werden voor het paleis de Nederlandse en de Duitse vlag gelijktijdig aan de mast gehesen; ons roodwit-blauw kwam het eerst in top. Hierna volgde de bezichtiging van de kapel en de vijf zalen gelijkvloers, waar thans een begin is gemaakt met het inrichten van het Nassau-museum Oraniënstein. Voorop dient gesteld, dat deze zalen evenals het gehele paleis uiterst zorgvuldig en smaakvol gerestaureerd zijn. Het museum bevat nu portretten van vele Nassaus en Oranjes, die in Oraniënstein gewoond hebben, benevens afbeeldingen en plattegronden van dit paleis, alsook van Het Loo en van het kasteel der stad Oranges in het prinsdom Oranje. Ook is thans hier aan de muur bevestigd de metalen gedenkplaat ter ere van de nagedachtenis van de in 1952 overleden mr. Van der Hoop van Slochteren, welke eerst in de ridderzaal van de oude burcht van Diez was aangebracht. Ook zijn portret is hier aanwezig; dat van wijlen Robert Heck, burgemeester van Diez en strijder voor het behoud van Oraniënstein nog niet. Voor mij, die jaren lang de toekomst van Oraniënstein heb gevolgd, was het pijnlijk, dat geen der hier het woord voerende autoriteiten het nodig oordeelde de herinnering aan deze beide kampioenen voor Oraniënstein op te roepen, noch te gewagen van de aanwezigheid der bejaarde mevrouw Van der Hoop van Slochteren.
Robert Heck noemde vóór 1940 ‘Oraniënstein eine Perle deutschniederländisches Barocks, der edelste Zeuge der seit Jahrhunderten bestehende nassau-niederländischen Freundschaft’.
Na 23 mei 1962 kan men zeggen, dat Oraniënstein ook het symbool is van de Nederlands-Duitse samenwerking in het kader van de Europese verdediging der vrijheid, die de Pruisische staatsman Freiherr Vom Stein meer dan een eeuw geleden belichaamd zag in de Oranjes.
J. Steur.
De schrijver, die de opening van het Nassau Museum Oraniënstein bijwoonde, vertegenwoordigde tevens het verbondsbestuur (Red.).