Publicaties
Boekbespreking
Henri Bernard: Terre commune. Histoire des Pays de Benelux, microcosme de l' Europe. Brussel, Brepols, 1962, 8o. 704 blz. met 18 kaarten en 6 genealogische tabellen. B.frs. 245, -. (Collection ‘Destin de l'Europe’).
Henri Bernard, professor aan de Koninklijke Militaire School in de Belgische hoofdstad, heeft een lijvig boek geschreven, getiteld ‘Terre Commune’ (gemeenschappelijk land), dat niet meer of minder is dan een geschiedenis van de Nederlanden altezamen, Nederland, België en Luxemburg, derhalve Benelux, tegen de achtergrond van Europa.
Het verschijnen van dit boek is opmerkelijk, omdat het afkomstig is van een Frans schrijvend auteur, die hiermee een bres slaat door een wal van vooroordelen in het Franssprekende deel van België. Bernard belicht met gelijke belangstelling de geschiedenis van de noordelijke en de zuidelijke Nederlanden, in of naast elkaar naar gelang de historische periode van vereniging of scheiding, met een duidelijke zin voor de samenbindende elementen. Zijn gelukkig uitgangspunt is hun rol in Europa, bepaald door hun geografische ligging en economische samenhang. De Nederlanden zijn, politiek gezien, aldus Bernard, ontstaan uit de verdeling van het Karolingische rijk bij het verdrag van Verdun, waardoor het kortstondige Lotharingse Rijk ontstond midden tussen het latere Frankrijk en het latere Duitsland, dat zich uitstrekte van Noord-Italië tot onze Noordzeekusten. De bestemming van dit rijk was scheidsmuur en schakel te zijn tussen Romaans en Germaans Europa. Het had voor een zelfstandig bestaan ook levensvatbaarheid, economisch beschouwd tenminste, omdat het de grote Europese rivieren Rijn, Maas en Schelde enerzijds en Rhône en Po anderzijds omvatte en daardoor de voornaamste handelswegen van Europa beheerste.
Het Lotharingse Rijk viel echter al spoedig zelf weer uiteen, mede omdat het een twistappel werd tussen zijn buren, en zo verloor dit trotse huis zijn balkons op de Middellandse Zee en op de Noordzee, die tenslotte als zelfstandige compartimenten in de geschiedenis blijven voortbestaan, het een als Italië en het ander als de Nederlanden, terwijl het Lotharingse rijk zelf verdwijnt. Het verdwijnt echter niet dan na nog lang te hebben voortgeleefd in het Bourgondische rijk, dat opgaat in de Nederlanden en deze feitelijk heeft samengesmeed.
Door een reeks van politiek gelukkige huwelijken, door overleg en toeleg hebben de Bourgondiërs, voortdurend in de Zuiden Oostflank van Frankrijk belaagd en besprongen door Parijs, een uitweg en houvast gevonden in het noorden, het in graafschappen en hertogdommen aanvankelijk verbrokkelde randgebied van het Duitse en Franse rijk. Vlaanderen - althans het grootste gedeelte van het Graafschap Vlaanderen - was immers eerst horig aan Parijs. De rest van de Nederlanden viel nominaal onder de rechtsmacht van de Duitse keizer. De heren graven en hertogen konden zich praktisch overigens gedragen, alsof deze keizer niet bestond. Niet de lappendeken van staatjes, welke ook Duitsland toen vormde, was een bedreiging voor de Nederlanden; dat was en bleef tot in het midden van de vorige eeuw veeleer de expansieve politiek van een geünificeerd en gecentraliseerd Frankrijk. Eerst dan keren de rollen om.
De zeventien Nederlandse gewesten waren dynastisch één. Wat geografisch en economisch bijeenhoorde aan de monding van de grote rivieren, was politiek bijeengebracht (met uitzondering van het prinsbisdom Luik) en het had zo kunnen blijven, als de politiek het ook bijeen had weten te houden. De politiek had dit kunnen doen, als de vorsten evenals Karel V (- buiten de godsdienstige verwikkelingen om -) eerder hadden gewed op de federalistische dan op de unitarische kaart. Dit is eigenlijk de tendens van Bernards boek: men heeft te veel willen unifiëren en centraliseren en dan soms nog vanuit een vreemd centrum, zoals Philips II wilde doen vanuit Madrid; daardoor zijn goede kansen voor een groeiende saamhorigheid en samenleven verspeeld. Ook Koning Willem I met al zijn hier erkende verdiensten voor België heeft de behoefte aan een meer tederale opbouw van de Nederlanden niet doorschouwd.
Toch drijven geografische ligging, economische behoeften en historische lotgevallen de Nederlanden weer tot elkaar, zoals de Benelux-Unie heeft bewezen. Deze Unie van drie landen, meer federalistisch dan de vorige verenigingspoging, mag dan naar het inzicht van Bernard ook meer garantie bieden voor duurzaamheid en dus beter beklijven.
Is de algemene opzet van het werk zeer verdienstelijk en breed van opvatting, in de uitwerking laat de schrijver, althans in de beschouwing over de jongste tijd, nog wel wat op te vullen leemten. Naar ik hoop komt dat in orde bij een, door ons gewenste, tweede druk.
Dr. A.v.d. Poel.