Neerlandia. Jaargang 66
(1962)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 92]
| |
Dr. M. van HaegendorenGa naar eindnoot*)
| |
I. Verhouding tussen Nederland en Vlaanderen en de integratiegedachteHet zal wel overbodig zijn uit te weiden over de culturele eenheid van onze Nederlandse cultuur en over haar verscheidenheid, eenheid en verscheidenheid zijnde zeer relatief in het kader van de algemeen menselijke en van de Westeuropese cultuur.
Het valt op dat de hogere cultuur zich minder stoort aan staatsgrenzen terwijl de volkscultuur meer beïnvloed wordt door het maatschappelijk leven, de sporen draagt van een aantal historische lotgevallen, van staatkundige en levensbeschouwelijke verschillen.
De volkscultuur in het Noorden draagt de sporen van haar hoogburgerlijke oorsprong en van haar integratie in of confrontatie met het Calvinisme. Hoog-burgerlijk is onze cultuur in het Noorden gebleven ook in klein-burgerlijke kring. De emancipatie-stromingen van de vorige eeuw hebben het Noordnederlandse verenigingsleven getekend!
In het Zuiden, waar de eigen stedelijke macht na de scheiding verschrompelde en de adel vervreemdde, was er geen katalysator voor de moderne vormgeving van de cultuur. Geen polariteit die de stugge en Spaanse contra-reformatie in evenwicht kon houden met de nationale waarden. Franse periode, economische en culturele achterstand van Vlaanderen, sociale taalgrens hielden de volkscultuur op een laag niveau.
De Vlaamse Beweging heeft haar van de dood gered maar haar tevens een klein-burgerlijk patroon en een zekere krampachtigheid medegegeven. De Vlaming werd meer op het glorievolle verleden dan op de onzekere toekomst georiënteerd en deze cultus van de traditie (of van wat er voor doorging) werd soms doorgedreven ‘bis zum bittern Ende’, d.w.z. tot de allerellendigste vals-sentimentele of onechtsoldateske kitsch. De kitsch van vele zwaar-op-de-handse Vlaamse ‘Dietsers’, die Uilenspiegel eren met stroeve gladgestreken gezichten en niet ophouden over Nederland-Eén of ‘Dietsland’ te zwammen zonder Nederland te kennen, heel dat bedrijfje was en blijft een grote hinderpaal voor de echt algemeen Nederlandse volksculturele integratie. Men moet echter in het Noorden weten dat 999 op 1000 van de Nederlands gerichte Vlamingen eenvoudig weg hun schouders ophalen over deze ‘kinderagies’. Ik wil overigens het Noorden geruststellen door er op te wijzen dat deze zieke waterscheutjes van onze Vlaamse Beweging niet van Duitse-nazi oorsprong zijn, maar veeleer door een Latijns-Franse geest geïnspireerd werden (Ch. Maurras en tutti quanti). Een grotere moeilijkheid op de weg naar volksculturele integratie is de verzuiling of beter gezegd het feit dat de zuilen niet op elkaar passen. Vlaanderen mist de christelijk-protestante zuil. De Vlaamse vrijzinnigheid is vaak krampachtig anti-godsdienstig, wat in Nederland niet het geval is. Tussen het Belgische(?) en het Nederlandse socialisme gaapt een afgrond en deze is niet veel kleiner tussen het katholicisme in Noord en dat in Zuid. | |
[pagina 93]
| |
Het georganiseerde volksculturele werk wordt in Nederland op deskundige wijze bedreven; het is in handen van beroepsmensen terwijl er in Vlaanderen praktisch geen deskundige of speciaal opgeleide vrijgestelde krachten te bespeuren vallen. Het amateurisme gaat echter wel gepaard met een onverwoestbaar idealisme van grote scharen dorpsonderwijzers en kapelaans.
Ik zal in dit artikel de integratie van de hogere cultuur niet behandelen. Zij beschikt over een veilig en betrouwbaar orgaan in de Technische Commissie tot uitvoering van het Belgisch-Nederlands Cultureel Verdrag. De subcommissie ‘Volksopvoeding’ van deze commissie, die de culturele samenwerking na te streven heeft in de ‘laagvlakten’ der cultuur, is daarentegen nog jong en zoekt nog haar wegen.
De integratie op hoger vlak wacht slechts op de staatkundige wil van de beide regeringen om een werkelijkheid te worden. Het is deze staatkundige wil die niet voldoende aanwezig is.
Hoe is het anders te verklaren dat er zo lang getalmd wordt met de gelijkstelling van de diploma's? Dat er niet meer geldmiddelen worden beschikbaar gesteld voor uitwisseling van professoren en leraren? Dat er geen werk wordt gemaakt van het oprichten van een aantal Belgisch-Nederlandse wetenschappelijke centra?
Zou deze staatkundige wil niet gemakkelijker aanwezig zijn binnen éénzelfde taalgemeenschap d.w.z. bij wijze van afspraak tussen een Noordnederlands en een Vlaams gezag? Dit wordt mogelijk bij het doorvoeren van een integrale culturele autonomie.
Zij die er zich tegen willen verzetten dat Vlaanderen de blikken noordwaarts zou wenden i.p.v. slechts te vertalen wat Parijs en Brussel bieden, weten zeer goed dat zij daardoor het uur der Vlaamse volwassenheid uitstellen.
De integratie op het gebied van het cultureel vormingswerk is van een niet te overschatten betekenis voor de integratie van volksgeest en volkscultuur. Het is door een intense samenwerking, door veel en bij herhaling ‘samen te doen’ dat wij ze kunnen bereiken... wel te verstaan op de lange baan. Hoe meer wij inzien dat het hier een werk van lange duur betreft, hoe ongeduldiger wij moeten zijn er mede aan te vangen.
De volksculturele integratie dienen wij alleen om haar zelfs wille na te streven, maar tevens uit de praktische overweging dat wij samen sterker staan tegen de gevaren van massificatie en de bedreiging van de internationale vermaaks-industrie.
Samen sterker omdat wij dan talrijker zijn, nl. 11½ + 5½ = 17 miljoen. Samen sterker omdat op dit gebied Nederland en Vlaanderen elkaar inderdaad wat te bieden hebben, elkaar kunnen aanvullen en bevruchten.
Ik moge mij hier aansluiten bij de oproep tot culturele integratie, die Z.Exc. J. Kuypers heeft gedaan op het gedenkwaardige 35e Nederlandse Congres te Vlaardingen. | |
II. Algemeen Nederlandse culturele integratie en culturele autonomie in België zijn onafscheidbaarWij mogen er nu om juichen of het slechts constateren, maar het is een feit dat cultuurbevordering het niet meer stellen kan zonder overheidshulp. Ik wil hiermede niet beweren dat cultuurbevordering zelf overheidswerk zou zijn want de Staat is geen cultuurfabriek. Van een volwaardige culturele autonomie voor Vlaanderen verwachten wij deze overheidshulp. De wil ertoe zal aanvankelijk misschien sterker zijn van Vlaamse dan van Nederlandse zijde. Culturele autonomie in België zal tevens Wallonië toelaten zonder vrees of weerstand de Nederlandse cultuur te benaderen (evenals zij de Vlamingen zal toelaten vrijer en zonder beklemming met de Franse cultuur in contact te komen). De Waalse volkscultuur is reeds grotendeels geïntegreerd in de Franse en zelfs wat ‘Vlaamse cultuur’ heet is in sommige opzichten eenvoudig vertaald Frans omdat de Belgische Staat het steeds zo gewild heeft. Dat is juist wat door culturele autonomie geleidelijk moet veranderen. De culturele autonomie moet dus op een aan Vlaanderen en Wallonië aangepaste wijze de culturele aspecten van de Benelux, de ‘human relations’ in de Benelux bevorderen en geleidelijk ook in het op te bouwen Europa. Cultureel dient de Europese integratie op de volkeren, op de taalgebieden te worden gevestigd, meer dan op de Staten. De culturele autonomie kan België als geheel er toe in staat stellen om op een natuurlijke, op een organische wijze zijn rol te vervullen van raakvlak tussen de Germaanse en Romaanse culturen, een rol waar vele grote Belgen van gedroomd hebben... maar een droom die zij poogden te verwezenlijken door het klaar stoven van een Brussels-Belgische amalgama i.p.v. door de zelfstandige ontplooiing èn van Wallonië èn van Vlaanderen. Enkele weken vóór zijn dood, op de plechtigheid van de uitgifte der IIe Waals-Vlaamse culturele postzegelreeks van de Fondation-Ch. Plisnier en de Stichting-Lodewijk de Raet, wees Frans van Cauwelaert mij er op, dat Brussel weinig of geen culturele grootheid heeft geproduceerd. Lode Claes, de Algemene Secretaris van de Economische Raad van Vlaanderen, zegt dat Brussel op cultureel gebied een consumptie-centrum en geen produktie-centrum is en de Frans-Brusselse Jezuïet, Z.E. Pater R. Mols in zijn boek Bruxelles et les Bruxellois, komt tot hetzelfde besluit: ‘Bruxelles ne fut jamais considérée comme un haut lieu de l'esprit, ni comme un paradis des arts. Elle n'a jamais prétendu au titre de “Ville Lumière” ni d'“Athènes du Nord”. Elle occupe une place plus que modeste dans la galerie des grandes célébrités mondiales. Peu de ses fils ont brillé au firmament des grands inventeurs, des grands penseurs, des grands génies de l'humanité...’ | |
[pagina 94]
| |
Van de culturele autonomie verwachten wij de nodige staatsmiddelen (gezag en geld) tot het doorvoeren van een algemeen-Nederlandse cultuurintegratie. Een algemeen-Belgisch gezag, hoe goed bedoeld ook, is hier niet toe in staat omdat het probleem van het Nederlands-Vlaams en Nederlands-Waals contact nu eenmaal ‘anders’ ligt. Het is niet zeker dat culturele autonomie ons nader brengt tot de culturele integratie (dat zal afhangen van de staatkundige wil van de betrokken Overheidspersonen) maar het is wel zeker dat het zonder culturele autonomie d.w.z. zonder eigen Vlaams gezag en geld niet gaat. Hierbij is ook rekening te houden met een psychologisch aspect, nl. de Noordnederlandse mentaliteit om liefst met de officiële wereld samen te werken en daarentegen een zekere afstand te bewaren t.a.v. particuliere Vlaamse initiatieven uit vrees dat zij misschien niet helemaal ‘reçu’ zijn te Brussel. Bij het uitstippelen van een integratie-programma zou men zich om te beginnen over de volgende punten kunnen bezinnen:
1. Integratie van de onderwijsprogramma's.
De economische expansie en de culturele herwaardering zijn voor Vlaanderen niet mogelijk tenzij via een grondige onderwijsvernieuwing. Vlaanderen moet, dank zij de culturele autonomie, zijn onderwijs kunnen aanpassen aan eigen behoeften en eigen volkskarakter. Bij dit werk zou het komende Vlaams gezag, minstens als observers, Nederlanders dienen te betrekken. Om te beginnen met het begin, de opleiding van de leerkrachten moet worden geüniformeerd zodat wederzijds volledige erkenning van dito diploma's mogelijk wordt. Op grond van deze erkenning kan een massale uitwisseling op touw worden gezet. Honderden jonge Nederlanders als onderwijzers of leraren in Vlaanderen en jonge Vlamingen in Nederland. Hiertoe is overvloedig staatsgeld nodig. Van deze jonge leerkrachten zullen er een aantal huwen in het andere deel en algemeen-Nederlandse gezinnen stichten. Een aantal zullen niet terugkeren naar hun geboortestreek.
2. De jeugdbewegingen en de instellingen voor cultureel vormingswerk zouden zoveel het kan gezamenlijke cursussen voor kadervorming in moeten richten of ten minste hun cursussen organiseren met een Nederlands-Vlaamse staf. Vrijgestelden zouden aan weerszijden van de staatsgrens dienen opgenomen te worden in de verschillende organisaties.
3. Integratie inzake cultureel vormingswerk en jeugdwerk. Er mag gerust worden beweerd dat het Noordnederlandse en Vlaamse vormingswerk voor elkaar onbekenden zijn! Alvorens er sprake zal zijn van integratie, laat staan gewone samenwerking, zal er nog heel wat dienen ingericht te worden m.b.t. kennismaking en uitwisseling van documentatie. Het tijdschrift Volksopvoeding en de Belgisch-Nederlandse Congressen Volksopvoeding vervullen deze taak, maar men mag zich afvragen of dit alles voldoende doordringt. Wij zijn wellicht het verst op het gebied van het toneelleven.
4. De uitwisseling inzake Radio en T.V. is een aparte kwestie. Niettegenstaande de diverse organisaties van Radio en T.V. in Noord en Zuid, heeft goede wil hier reeds veel tot stand gebracht... maar er kan meer en beter worden gedaan. Het gaat niet zozeer om uitwisseling op het hoog artistiek vlak dan wel op het gebied van de klein-kunst. Vlaanderen moet b.v. de fijnere Noordnederlandse humor geleidelijk leren smaken; dit is culturele verfijning. Men zal moeten leren dat ook klein-kunst het Algemeen Beschaafd Nederlands als voertaal dient te gebruiken en niet noodzakelijk plat-Antwerps of straat-Amsterdams.
5. Van groot belang voor de culturele integratie zouden particultere uitwisseling en stages zijn. Dit zou heel wat organisatie vergen. Ik bedoel hiermede dat b.v. Nederlandse en Vlaamse jonge mensen uit winkelbedrijven zouden uitgewisseld worden - sociale werkers - employés en technici. Voor sommige branches zal een dergelijke opzet op werkelijke bezwaren stuiten maar dit zou geen reden mogen zijn om het niet te beproeven waar het wèl kan. Bij het behartigen van de culturele integratie dient men de illusoire voorstelling van zaken op te geven die er in bestaat deze te willen verwezenlijken op paritaire basis. Er zijn nu eenmaal gebieden waar hetzij het Noorden hetzij het Zuiden meer aan te brengen hebben dan de andere partner. Het ware ook niet fair tegenover Vlaanderen te verwachten dat uit een gemeenschap van 5½ miljoen mensen evenveel genie kan te voorschijn komen als uit een gemeenschap van 11½ miljoen, des te meer waar Vlaanderen nog over geen volwaardige culturele bovenlaag beschikt! Om op gelijk niveau te integreren zal in de meeste gevallen de verhouding 3/1 met de realiteit overeenstemmen. Indien men voor een bepaald punt de zes meest deskundige Nederlanders en de zes meest bekwame Vlamingen wil samenbrengen, is het onvermijdelijk dat onder de zes Vlamingen er vier zijn, die eigenlijk op een lager peil staan. De algemeen-Nederlandse culturele integratie is van enorm belang en zij vraagt deskundigheid ter zake; daarom heeft zij een afzonderlijk supra-nationaal uitvoerend orgaan nodig. De Nederlands-Belgische werkcommissie tot het opstel- | |
[pagina 95]
| |
len van de woordenlijst van de taal biedt ons hier een precedent... maar in zake integratie komen wij er niet met commissie-werk van overbelaste mensen die b.v. om de twee maanden een dagje rond de tafel gaan zitten. Wij komen er ook niet als deze integratie moet bewerkt worden door ambtenaren uit Belgisch-Nederlandse ministeries, die reeds overbelast zijn met de zorg voor een aantal ‘culturele akkoorden’. Het gaat hier immers om veel meer en vooral om iets heel anders dan om een intensieve uitwisseling. Een belangrijk aspect, waarover we echter in dit bestek moeilijk kunnen uitweiden, is tenslotte de interprovinciale samenwerking over de staatsgrens heen, zowel op het overheids- als op het particuliere vlak. Culturele autonomie zou Vlaanderen moeten toelaten met Nederland een Raad tot stand te brengen die, in nauw contact met de beide Overheden, de algemene planning uitstippelt. Daarbij echter zou er voor de Culturele integratie een Uitvoerend Secretariaat dienen opgericht te worden met een gespecialiseerde staf. Waarom zou de cultuur dit minder waard zijn dan de kolen en het staal of de economische of ‘atomische’ belangen der EEG-Landen? Er bestaat toch ook een Benelux Secretariaat-generaal voor de Economische Unie! Waarom zou het overbodig zijn voor de culturele integratie? | |
Onderscheiding Dr. Van HaegendorenBij het corrigeren van de drukproef van dit nummer vernamen we, dat Dr. Van Haegendoren, samen met twee Nederlanders, onderscheiden werd met de Zilveren Anjer van het Prins Bernhardfonds. Op 27 juni jl. werden voor de 12e maal door Prins Bernhard zilveren anjers uitgereikt aan personen, die, zoals de formulering luidt, ‘zich in enigerlei vorm van onverplichte arbeid bijzondere verdiensten hebben verworven voor de Nederlandse cultuur of voor die van de volken der andere rijksdelen’. Dr. Van Haegendoren ontving de zilveren anjer ‘wegens zijn daadwerkelijke interesse voor het culturele contact tussen Nederland en België, zijn stuwende kracht in de Stichting Lodewijk de Raet, zijn onbegrensde geestdrift en ongelooflijke werkkracht, naast zijn werk op historisch terrein, voor de verdediging van de culturele samenwerking tussen beide landen en de toepassing daarbij van de nieuwste methodes op het terrein van de volksontwikkeling’. Het is bijzonder verheugend dat de grote verdiensten van Dr. Van Haegendoren, waarvan in Vlaanderen een brede kring en in Nederland een wat kleinere groep van insiders reeds lang overtuigd zijn, nu in Nederland deze prachtige publieke erkenning gevonden hebben. Dat Dr. Van Haegendoren pionierswerk verricht bij het ontginnen van het nog vrijwel braak liggende terrein van de culturele integratie der Nederlanden, daarvan getuigt o.m. bovenstaand artikel. Het Verbondsbestuur van het A.N.V. en de redactie van Neerlandia bieden hem hun hartelijke gelukwensen aan met de zo pas ontvangen onderscheiding. |
|