Neerlandia. Jaargang 66
(1962)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermdProf. Van Winter over de verhoudingen in Zuid-AfrikaGa naar voetnoot*Maandag 19 maart jl. vroeg Prof. Jhr. dr. P.J. van Winter de aandacht van de leden van de Haagse afdeling van het A.N.V. voor de verhoudingen in Zuid-Afrika, vanwaar hij nog pas kort geleden en na een verblijf van enige maanden aldaar, in Nederland was teruggekeerd. Zuid-Afrika - aldus een verslag in Het Binnenhof - is een mogendheid, die kolonièn heeft, door zwarten bewoond. Zij liggen echter niet gescheiden door enige oceaan van hun moederland, maar bevinden zich in het eigen huis. Het land volgt dan ook de dekolonisatiepolitiek, die actueel is, door het zelfbestuur voor de Bantoes voor te bereiden. Het probleem wordt echter hopeloos ingewikkeld door de toestroming van zwarten naar de centra, het moederland van de blanke, waar een westerse bedrijvigheid heerst. Er zijn drie miljoen blanken. ‘Geen kolonisten’, zei Prof. Van Winter. ‘Er is namelijk geen terugkeer naar enig vaderland mogelijk omdat zij al eeuwen in het land gevestigd zijn en er een integrerend deel van de bevolking uitmaken’. ‘Willen we Zuid-Afrika trachten te begrijpen, dan zullen we een rassenverschil in aanmerking moeten nemen’, zo benadrukte de inleider. De zwarte is anders, denkt men daar. Men laat dan in het midden of die zwarte dan tot iets constructiefs in staat is. In de gedachtenwereld van de blanke is echter wel plaats voor deze opbouwende gedachte, anders wordt niet allerwegen getracht de zwarte zelfbestuur te geven. De historische ontwikkeling, waardoor in de grote steden een gemengde bevolking is ontstaan maken de realisering van deze wensen echter bijzonder moeilijk.
Ook het stemrecht voor de zwarte bevolking werd door professor Van Winter aangeroerd. Het gaat niet aan hun dit recht toe te denken, omdat zij anders onder communistische machtsinvloed zullen komen. Dit is zelfbescherming van de Westerse wereld, voor wie die drie miljoen blanken niet zo belangrijk zijn. Sprekend over de wantoestanden die onder de zwarten bestaan (‘geen inheemsen, want ook de blanken zijn dat’) meende de spreker, dat de regering alles gedaan heeft om daaraan een einde te maken. ‘De Bantoe heeft geen agrarisch instinct en dat heeft er in het verleden toe geleid dat zij uit het stamverband werden losgerukt en geplaatst in de blanke cities als arbeider. Dit knaagde aan die centra maar ook aan het stamverband. Sommige regeringscommentatoren zijn met mij van mening, dat het een dwaze gedachte is te menen, dat de Bantoe graag terugkeert naar zijn stam’. Zo ontstond een blijvend zwart proletariaat, zoals de inleider het uitdrukte, in de grote steden, waarvan men zich in 1947, na het verschijnen van een overheidsrapport bewust werd. Vanaf die tijd ook stamt de leuze apartheid, die beoogde de zwarte terug te brengen naar zijn geboortegrond en de verarmde blanke te helpen aan een beter bestaan. Prof. Van Winter merkte op, dat men nog te weinig probeert mogelijkheden te scheppen om samen iets te bereiken. Zuid-Afrika houdt wel wat te veel vast aan rigoureuze scheidingen.’ Van president Verwoerd zei hij, dat hij iemand is die ‘meer in systemen dan in mensen gelooft. Hij is dan ook een socioloog. Hij probeert een samenleving te creëeren, die een weerspiegeling is van de pluriformiteit van de rassen, zoals die door God geschapen is en daarom in stand gehouden moet worden’. Zuid-Afrika werkt onder het oog van een hyperkritische wereld, waarvan men zich mag afvragen of zij altijd juist wordt ingelicht. Onder het oog van een hypercritische oppositie ook, waarmee een onontwarbaar lijkend kluwen moeilijkheden tot een oplossing moet worden gebracht. |
|