Kroniek
De mars op Brussel van Zuid-Vlaanderen uit gezien
De mars op Brussel (zie Neerlandia, novembernummer 1961 blz. 146, red.) is niet zonder weerklank in Zuid-Vlaanderen gebleven. De Noord-Franse pers staat grotendeels onder Parijse invloeden en neemt maar al te graag Parijse zienswijzen en vooroordelen over.
In de redacties van de Zuidvlaamse hoofdstad heeft men nog erger te lijden van de zgn. ‘Belgische correspondenten’, uitsluitend Brusselaars, Walen of wat nog erger is afvallige Vlamingen. Laten we volstaan met te vermelden, dat Charles d'Ydewalle de lezers van bepaalde Rijselse kranten, via de met Parijs onderhouden betrekkingen, over de Belgische aangelegenheiden min of meer geregeld voorlicht!
Men kan zich gemakkelijk indenken welk standpunt onder zulke omstandigheden onze confraters in Noord-Frankrijk ten aanzien van de Vlaamse Beweging over het algemeen innemen.
De vereniging ‘De Vlaamse Vrienden in Frankrijk’ kan met deze toestand geen vrede hebben, zij besloot dan ook de strijd aan te binden teneinde de waarheid en een degelijke berichtgeving recht te laten wedervaren.
Z.H. prins G. de Le Salle maakte zich daarbij bijzonder verdienstelijk. In een te Bonen verschijnend dagblad zette hij de aanmatigingen van een schrijver, die de bedoelingen en doeleinden van de Brusselse betogingen van de Vlaamse strijd trachtte te verdraaien, recht.
Wat men als ‘Vlaams imperialisme’ pleegt te bestempelen, is, zo betoogde hij, niets anders dan de rechtmatige wens en wil van het Vlaamse volk zijn natuurlijke gaven en krachten vrij te ontplooien. Vlaanderen, bewees hij verder, is tegenover Europa verplicht zichzelf te zijn en te blijven, althans in een Europa, dat geen averechts ‘Europe des Patries’, noch een bedrieglijk ‘Europe des Hommes’, maar een echt, waarachtig ‘Europa der Volkeren’ is.
De prins De le Salle, vertegenwoordiger van een aloud adellijk Zuidvlaams geslacht, kwam in een hoofdartikel van het tijdschrift ‘Notre Flandre - Zuid-Vlaams Heem’ tot de volgende conclusie: Het behoort tot de zin van de geschiedenis, dat de Nederlanders in hun ganse uitgestrektheid, van Friesland tot Ponteland, van de Dollart tot de Zomme, hun door de natuur aangewezen plaats in het Europa van morgen zullen innemen’.