Uit de tijdschriften
Mentor en Telemachus: ‘De taalkwestie in Leuven’, De Maand, februari 1962.
De Vlaams-Waalse verhouding aan de Rooms-Katholieke universiteit te Leuven staat de laatste maanden in het brandpunt van de belangstelling, vanwege de felle agitatie over de kwestie van de faciliteiten voor Franstaligen, faciliteiten, die laatstgenoemden n.a.v. de te verwachten regeringsvoorstellen inzake het taalregime in het L.O. en M.O. voor zichzelf te Leuven opeisen (de zg. functionele klassen) en die de Vlaamsgezinden beslist van de hand wijzen. Hierdoor is mede de positie - vaak nog tweederangs aan de top - van de Vlamingen aan de universiteit zelf in de discussie betrokken, ja wordt zelfs het tweetalig karakter van de R.K. universiteit door velen aangevallen. Voor een niet-katholiek lijkt, mede gezien de verwachte aangroei van het aantal studenten tot 25000 in 1975, een overheveling van de Franse afdeling naar Wallonië de enig gezonde oplossing. Maar ja, de R.K. overheid in België schijnt er anders over te denken en de stellingneming van de meeste katholieken, die wèl geporteerd zijn voor een overheveling, is bijgevolg nogal tam.
Voor de buitenstaander lijkt het, dat men in feite om de kern van het vraagstuk heendraait, althans in het openbaar.
Dit als, te lange, inleiding om de serene beschouwing aan te kondigen, die twee anonieme heren aan het Leuvense vraagstuk wijden, waarbij ze er in slagen tot de kern van het universitaire probleem door te dringen, nl. de vraag: wat de universiteit moet zijn. Ze lepelen (uiteraard) geen pasklare oplossingen op, maar stellen wel de problemen waar het in 't wezen om gaat, waarbij alweer de nietkatholieke buitenstaander zich toch afvraagt, of ze niet té behoedzaam om de secundaire ‘taal’ kwestie heenlopen.
Niettemin, verhelderende beschouwingen na alle verhitte polemiek over wat toch in feite nevenproblemen zijn, verhelderend niet in het minst, omdat ook inzicht wordt gegeven in de Waalse aspecten van de problematiek.
Lezing van harte aanbevolen.
W.